Second thoughts?
mr. W.L. Valk Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Het Akkoord van Spelderholt lijkt een vervolg te krijgen. De staatssecretaris van Economische Zaken, Sharon Dijksma, heeft laten weten voornemens te zijn om een nieuw pachtsysteem uit te werken op basis van de uitgangspunten van het akkoord (brief van 15 oktober 2014, Kamerstukken II 27 924, nr. 61). Voor maart 2015 is door de vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer een rondetafelgesprek over de toekomst van de pacht gepland, alsmede een algemeen overleg van die commissie met de staatssecretaris. Door alle betrokkenen wordt daarnaar met spanning uitgekeken.
Het akkoord is in een snelkookpan tot stand gekomen, in twee intensieve besprekingen: eerst een dag op kasteel Spelderholt en vervolgens een avond op het ministerie van Financiën. Uiteraard ging bij de initiatiefnemers (Snijders, Verbakel-van Bommel en ikzelf) daaraan een grondige voorbereiding vooraf. Voor de andere deelnemers was de voorbereiding lastig. Zij konden immers maar beperkt voorzien in welke richting de gedachten van de initiatiefnemers zouden gaan. Tussen de beide bijeenkomsten in was er ruimte voor bezinning en beraad. Maar dat beraad vond en petit comité plaats, want het vertrouwelijke karakter van de gesprekken verhinderde de diverse organisaties om hun achterban te raadplegen. Tegen deze achtergrond zou het niet onbegrijpelijk zijn wanneer er in de afgelopen maanden bij de ondertekenaars van het akkoord second thoughts zouden zijn ontstaan, al dan niet onder invloed van de reactie op het akkoord door de eigen achterban.
Zijn zulke second thoughts er inderdaad? Wie de berichten in de agrarische pers en de internetsites van de betrokken organisaties zorgvuldig nagaat, komt tot de conclusie dat het antwoord op die vraag genuanceerd is. Iets duidelijker gezegd: met die second thoughts valt het reuze mee.
De Nederlandse Vereniging van Rentmeesters is een verhaal apart. De NVR is geen partij bij het akkoord, al nam de voorzitter van de werkgroep Pacht van de NVR wel deel aan de gesprekken die aan het akkoord zijn voorafgegaan. De visie van die werkgroep – kort gezegd: meer geliberaliseerde pacht, naast een sterfhuis voor de reguliere pacht – heeft hij in die gesprekken naar voren mogen brengen (wat hij ook ruimschoots heeft gedaan), maar hij bleek de andere deelnemers niet te kunnen overtuigen. Dat die visie ook na het akkoord nog wordt uitgedragen, betekent dus niet dat er sprake is van second thoughts; men is gewoon zichzelf gebleven. Intussen geldt dat individuele rentmeesters onderling sterk verschillende gedachten bij het akkoord zullen kunnen hebben en naar mij blijkt ook inderdaad hebben. Van een eenduidig standpunt van dé NVR is geen sprake, enkele weinig gelukkige perspublicaties ten spijt.
Voor de BLHB, met vrijwel alleen zittende reguliere pachters als achterban, is het grootste pijnpunt het risico van stijgende pachtprijzen voor bestaande pachtovereenkomsten. Van dat risico was men zich ten tijde van het akkoord volledig bewust en dat leidde tot een voorbehoud met betrekking tot het overgangsrecht (reden waarom het Akkoord van Spelderholt strikt genomen slechts een deelakkoord is). Ook wat betreft de BLHB is van second thoughts dus geen sprake. Wel is er binnen de BLHB teleurstelling omdat de staatssecretaris in haar brief heeft aangekondigd dat wat haar betreft een onbeperkt overgangsrecht voor zittende pachters en hun bedrijfsopvolgers er niet inzit. De hoop van de BLHB is nu gevestigd op de Tweede Kamer. Of dat terecht is, zal moeten blijken.
Ook wat betreft de LTO en het NJAK lijkt van second thoughts geen sprake te zijn. Het NJAK vermeldt het Akkoord van Spelderholt op haar site als ‘een belangrijke stap voorwaarts’ (bericht van 1 augustus 2014). Meer over het akkoord heb ik op die site niet kunnen vinden. LTO uit in haar persbericht (eveneens 1 augustus 2014) haar blijdschap over het akkoord. In hetzelfde bericht houdt men wat betreft het overgangsrecht vast aan een onbeperkt overgangsrecht (dus net als de BLHB). Op internet is een presentatie te vinden zoals getoond op een themabijeenkomst op 20 november 2014. Uit de presentatie blijkt niet van second thoughts, maar wel van twee punten van discussie. Er lijken binnen LTO voorstanders te zijn van afzwakking van het eigen standpunt over het overgangsrecht, kennelijk in de hoop dat alsnog een volledig akkoord kan worden bereikt (waarmee de politieke onzekerheid zou worden verkleind). Verder blijkt er binnen LTO enige discussie te bestaan over de herziening van rechtswege van de prijs van bestaande reguliere pachtovereenkomsten. Het prijsgeven van de factor ‘verdiencapaciteit’ als medebepalend voor die herziening, doet binnen LTO kennelijk pijn.
Van echte second thoughts is mogelijk sprake bij de FPG. De kop van een persbericht van 16 oktober 2014 luidt: ‘FPG wijst flexibele pacht met prijstoetsing af’. Volgens het bericht moet de flexibele pacht ‘gevrijwaard blijven van pachtprijstoetsing’. Dat is duidelijk anders dan het akkoord inhoudt (namelijk een toetsing van de prijs van flexibele pacht door de grondkamer ingeval de pachter daarom verzoekt). De achterban van de FPG lijkt het prijsgeven van de onversneden geliberaliseerde pacht te betreuren en haar voormannen tot de orde te hebben geroepen. Daarbij grijpt men met graagte een passage uit de brief van de staatssecretaris aan, volgens welke de noodzaak van prijstoetsing van flexibele pacht nader zal worden onderzocht (alleszins begrijpelijk, want in een markteconomie blijft prijstoetsing een zeer uitzonderlijk middel).
Wat van de second thoughts van de FPG te zeggen? Allereerst: het is heel wel begrijpelijk dat verpachters hun troetelkind liever zouden behouden. Maar tegelijk geldt dat het (beperkt) ontmoedigen van kortdurende pachtvormen een belangrijke hoeksteen van het akkoord is. Dat weet men bij de FPG natuurlijk ook en een bijeenkomst op 15 december 2014 (waar ik op verzoek van het bestuur het akkoord toelichtte) geeft mij goede hoop dat het pijnpunt geen breekpunt zal blijken te zijn. Het is trouwens maar de vraag of verpachters zich terecht zorgen maken over de mogelijkheid van prijstoetsing bij flexibele pacht. Die toetsing veronderstelt een verzoek van de pachter en dus dat deze zijn overeenstemming met de verpachter ter discussie wil stellen. Verpachtersorganisaties hebben altijd geroepen dat de verhoudingen met pachters goed zijn en dat men er onderling wel uitkomt. Zo vaak als dat waar is, heeft men van een toetsing op verzoek niets te vrezen.
Heeft ook deze initiatiefnemer nog nadere gedachten? Ja, die heb ik inderdaad. En die zijn dan min of meer tegengesteld aan de second thoughts van de FPG. De termijn waarbinnen toetsing van een flexibele pachtovereenkomst kan worden verzocht, is niet meer dan één jaar, en zelfs zes maanden in geval van overeenkomsten voor de duur van één jaar of korter (punt 10 van het akkoord). Sommige verpachters en rentmeesters hebben zich uit de mond laten vallen dat zij daarom wel wat zien in eenjarige flexibele pacht, en dat van iedere pachter die de moed heeft om toetsing te verzoeken, het volgende jaar prompt afscheid zal worden genomen. Zo mag het niet gaan werken. Daarom zal over de termijn waarbinnen toetsing kan worden verzocht, opnieuw moeten worden nagedacht. Die termijn behoort te worden afgestemd op het tempo waarin het kortingspercentage voor flexibele pacht afneemt naarmate de pacht langer duurt (punt 5 van het akkoord). Als we die afstemming een beetje slim aanpakken, loont duurzaamheid. En dat is precies wat het akkoord bedoelt.