Art. 376 lid 1 Fw: de waarde van een toezegging tot akkoordaanbieding zonder onderbouwing

Indien een schuldenaar in het kader van de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) een afkoelingsperiode verzoekt – terwijl geen herstructureringsdeskundige is aangewezen of reeds een akkoord is aangeboden – dient de schuldenaar toe te zeggen dat hij binnen twee maanden een akkoord zal aanbieden (art. 376 lid 1 Fw).2 Ondanks oproepen in de literatuur om dit toezeggingsvereiste altijd aan aannemelijkheid te toetsen,3 hoeft de schuldenaar deze aannemelijkheid, zo blijkt uit de rechtspraak, in de praktijk juist zelden te onderbouwen. Dit artikel onderzoekt in hoeverre het toezeggingsvereiste getoetst dient te worden aan aannemelijkheid, door het toezeggingsvereiste te toetsen aan de creditors' bargain theory.

1. Inleiding

Sinds de inwerkingtreding van de WHOA zijn tot 13 december 2024 80 uitspraken gepubliceerd waarin het afkondigen van de afkoelingsperiode wordt verzocht en het toezeggingsvereiste van toepassing is.4 Uit slechts 15 van ...

Verder in dit artikel:

1. Inleiding

2. Juridisch kader

2.1. Vereisten afkoelingsperiode

2.2. Doelen toezeggingsvereiste

3. De Creditors' bargain theory

3.1. Common pool probleem

3.2. De creditors' bargain theory in het licht van de afkoelingsperiode

4. Het toezeggingsvereiste en de creditors' bargain theory

4.1. Inleiding

4.2. Situatie (i): een akkoord levert meer op dan een vereffening in faillissement

4.3. Situatie (ii) een akkoord levert minder op dan een vereffening in faillissement

4.4. Situatie (iii): het is onduidelijk of een akkoord meer oplevert dan in faillissement

4.5. Vervolg

5. Conclusie