diverse kabelbedrijven / Min. Fin.
mr. P.J.M. Koning
Feiten en procesverloop
Eind vorige eeuw is de privatisering van de nutssector op
de politieke agenda gekomen. Dit geldt niet alleen voor de
energiesector maar ook voor de spoorwegen en de telecommunicatiesector.
Het geschil betreft een gevolg van de
privatisering van de kabelsector. In 1995 heeft Stichting C
die in eigen beheer doch namens de gemeente een centrale-
antenne-inrichting (‘CAI’) exploiteerde deze inrichting
en de daarbij behorende activa, overeenkomsten, aansluitingen
etc. verkocht en overgedragen aan een
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
private
onderneming ‘X BV’. Vervolgens is in 1996 een zevental
gemeenten (‘gemeenten’) elders in het land eveneens
overgegaan tot de verkoop en overdracht van hun CAI’s
aan private kabelbedrijven.
Alhoewel de overeenkomst tot levering in beginsel uitgaat
van het feit dat de kabels e.d. die deel uitmaken van de CAI
roerende zaken zijn, wordt de mogelijkheid dat de CAI als
onroerende zaak wordt beschouwd uitdrukkelijk opengelaten.
De BV en de Stichting CAI stellen in een schrijven aan
de Inspecteur der Belastingen uitdrukkelijk dat indien er
sprake zou zijn van onroerende zaken, slechts de economische
eigendom daarvan is verkregen en dat in dat geval
terzake overdrachtsbelasting is verschuldigd. Het schrijven
dient vervolgens als aangifte beschouwd te worden. De
inspecteur stelt een jaar later dat de CAI’s en de daarbij
behorende activa e.d. aangemerkt dienen te worden als
een zelfstandige onroerende zaak waardoor de verkrijging
van de economische eigendom van de netten belast wordt
op grond van artikel 2 Wet op belastingen van rechtsverkeer
(‘WBR’). De inspecteur heeft daarom belanghebbenden
een naheffingsaanslag opgelegd. Deze aanslag is, na
daartegen door belanghebbenden gemaakt bezwaar, door
de inspecteur gehandhaafd.
In het daaropvolgende beroep bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage
(‘Hof‘) is vervolgens de vraag aan de orde gekomen
of de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Met
andere woorden, is een CAI als een onroerende zaak te
beschouwen? Het Hof oordeelde op 2 maart 2002 (BK
98/3135 en 3136) dat een ondergronds kabelnet een werk
is dat duurzaam met deze grond is verbonden in de zin van
artikel 3:3 BW en artikel 5:20 BW. Gemeenten zijn derhalve
juridisch eigenaar gebleven van de kabelnetten. Dientengevolge
is alleen de economische eigendom overgedragen.
De verkrijging van de economische eigendom van de
kabelnetten kwalificeert als een verkrijging in de zin van
artikel 2 lid 2 WBR zodat de inspecteur terecht een naheffingsaanslag
heeft opgelegd. Niet terecht bleek echter de
heffingsgrondslag te zijn. Het Hof oordeelde dat er goede
gronden zijn om de exploitatie van het kabelnet los te
koppelen van de eigendom en het beheer daarvan. Er
wordt een vergelijking gemaakt met de spoorwegen waar
de eigendom, het beheer en de exploitatie van het spoorwegnet
is losgekoppeld van de exploitatie van de treindiensten.
Het Hof vernietigt vervolgens de bestreden uitspraak
en vermindert de naheffingsaanslag. De kabelbedrijven
hebben vervolgens cassatie aangetekend bij de
Hoge Raad.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.