VEMW, VNCI, FME-CWM / DTe
mr. P.J.M. Koning
Samenvatting
Op 30 augustus 2001 heeft de directeur DTe, op grond
van artikel 13, eerste lid, van de Gaswet, Richtlijnen Gastransport
voor het jaar 2002 vastgesteld (Staatscourant
2001, nr. 168, hierna: de Richtlijnen).
Bij brief van 28 september 2001 heeft Gasunie de directeur
DTe geïnformeerd over de indicatieve voorwaarden
en voorwaarden voor het jaar 2002. Bij brief van 8 november
2001 heeft de directeur DTe Gasunie een ontwerp
van een bindende aanwijzing op grond van artikel
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
13,
derde lid, van de Wet, toegestuurd. VEMW, VNCI en FMECWM
hebben samen met de Vereniging Vrijhandels Organisatie
Elektriciteit en Gas de directeur DTe verzocht Gasunie
een bindende aanwijzing te geven. Ook derden-belanghebbenden
PT en LTN hebben een dergelijk verzoek
gedaan aan de directeur DTe. Nadat Gasunie op het ontwerp
bindende aanwijzing had gereageerd, heeft de directeur
DTe bij besluit van 20 december 2001 aan Gasunie
een bindende aanwijzing gegeven. De aanwijzing
houdt onder meer in dat de tarieven van Gasunie voor
transport en kwaliteitsconversie voor ieder van de komende
vier jaren (dat wil zeggen 2002, 2003, 2004 en
2005) telkens zullen dalen met een nominaal percentage
van 5,0 procent. Dezelfde aanwijzing geldt ten aanzien
van gehanteerde boetes. Zowel VEMW, VNCI en FMECWM
als de derden-belanghebbenden hebben tegen dit
besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 15 februari 2002
heeft de directeur DTe het besluit van 20 december 2001
op enkele onderdelen ambtshalve gecorrigeerd. Vervolgens
heeft de directeur DTe het bestreden besluit genomen.
Tegen dit besluit hebben de derden-belanghebbenden
PT en LTN zelf ook beroep bij het College ingesteld,
welk beroep is geregistreerd onder AWB 02/1712.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van VEMW, VNCI
en FME-CWM in bezwaar en beroep overweegt het College
als volgt. Het belang van VEMW volgt, zoals de directeur
DTe heeft erkend, uit haar statuten en feitelijke werkzaamheden.
Voor het belang van VNCI verwijst het
College naar zijn overwegingen in de uitspraak van 10
maart 2004 (AWB 02/671, LJN-nummer AO5426). Voor het
belang van FME-CWM geldt hetzelfde. Met betrekking tot
de vragen of VEMW, VNCI en FME-CWM door het bestreden
besluit voldoende rechtstreeks in hun belangen worden
getroffen en of zij ieder belang bij de behandeling
van onderhavig beroep hebben verloren, verwijst het College
naar zijn overweging in de eerder vermelde uitspraak
van 10 maart 2004. Verder stelt het College dat in de Gaswet
geen bepaling valt aan te wijzen op grond waarvan
de directeur DTe zonder meer verplicht zou zijn tot het geven
van een bindende aanwijzing ingeval een gastransportbedrijf,
zoals, Gasunie, bij het opstellen van de indicatieve
tarieven en voorwaarden de richtlijnen niet in acht
zou nemen. De Gaswet bepaalt voorts weliswaar dat de
gastransportbedrijven de richtlijnen in acht nemen bij het
vaststellen van de indicatieve tarieven en voorwaarden,
maar verplicht de bedrijven niet de richtlijnen letterlijk en
op alle onderdelen te volgen. Het is aan de directeur DTe
om in geval van geconstateerde discrepantie tussen de
richtlijnen en de vastgestelde indicatieve voorwaarden en
tarieven van een gastransportbedrijf, in overweging te nemen
of hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid het bedrijf
een bindende aanwijzing te geven. Daarbij dient hij de
rechtstreeks bij een zodanig besluit betrokken belangen af
te wegen, waarbij de voor een of meer belanghebbenden
nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig mogen
zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen
doelen. De directeur DTe heeft in het bestreden besluit gemotiveerd
waarom hij Gasunie heeft verplicht haar tarieven
gedurende vier jaar telkens met 5% te verlagen. De
directeur DTe heeft hierbij een groot belang toegekend
aan de leveringszekerheid aan met name kleinverbruikers.
Gelet op de beleidsvrijheid die de directeur DTe toekomt,
ziet het College niet in dat de directeur DTe hiertoe niet in
redelijkheid heeft kunnen besluiten. Wat betreft de boetes
overweegt het College dat het doel van de boetesystematiek
is de afnemers ertoe te brengen capaciteit correct en
efficiënt te contracteren. De boete is daarmee een vorm
van tarief. Het College acht het aanvaardbaar dat de directeur
DTe Gasunie net als bij de overige tarieven een verlaging
van 5% per jaar heeft opgelegd. Het College verklaart
het beroep ongegrond.
Opmerking
Zie ook Uitspraak van het College van Beroep voor het
bedrijfsleven van 10 maart 2004, NTE 2004, nr. 2.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.