Vereniging Stedelijk Leefmilieu, Groen- en Milieubeheer / het college van gedeputeerde staten van Gelderland
mr. V.-P. Aarts
Het beroep van appellante richt zich tegen een verklaring
als bedoeld in artikel 8.19 lid 2 onderdeel c Wet milieubeheer,
afgegeven door verweerder, voor een verandering
van de centrale van Electrabel te Nijmegen die niet in
overeenstemming is met de voor deze centrale verleende
milieuvergunning. Voor een verandering die niet leidt tot
andere of nadeliger gevolgen voor het milieu is geen
(wijziging van de) milieuvergunning vereist, maar volstaan
een melding van de vergunninghouder en een verklaring
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
van het bevoegd gezag dat de verandering voldoet aan de
voorwaarden van artikel 8.19 lid 2. De in het geding zijnde
verandering bestaat in de gedeeltelijke vervanging van de
vergunde brandstoffen kolen en/of zware stookolie door
palmoliederivaat.
Artikel 8.19 lid 2 Wet milieubeheer kan ingevolge het derde
lid van dit artikel niet worden toegepast op veranderingen
die, als zij vergunningplichtig zouden zijn geweest, onderworpen
zouden zijn aan de verplichting terzake een milieueffectrapport
op te stellen. In het Besluit milieu-effectrapportage
1994 (hierna: het Besluit), ter uitwerking van
artikel 7.4 Wet milieubeheer, worden activiteiten aangewezen
ter zake waarvan op de voet van de artikel 7.8a t/m
7.8d Wet milieubeheer moet worden vastgesteld of, vanwege
de bijzondere omstandigheden waaronder de activiteit
wordt ondernomen, een milieueffectrapport moet worden
gemaakt.
In het Besluit (categorie 22.1 van onderdeel D van de
bijlage bij het Besluit) is als zo’n activiteit onder meer
aangewezen een wijziging van een elektriciteitscentrale
met een vermogen van meer dan 200 MW (thermisch) per
jaar die strekt tot de inzet van een andere brandstof. De
Afdeling stelt vast dat daarvan met de gedeeltelijke vervanging
van kolen en/of stookolie door palmoliederivaat
sprake is. Niet relevant acht de Afdeling dat palmolie naar
aard, wijze van vervoer, opslag en verstoken niet wezenlijk
verschilt van stookolie.
Verder vindt de Afdeling in het genoemde onderdeel van
het Besluit geen aanknopingspunt voor de opvatting dat
het bevoegd gezag aan de inzet van een andere brandstof
als daar bedoeld kan worden voorbijgegaan indien de
andere brandstof slechts een gering deel (4% van de totale
massa) van de totale hoeveelheid ingezette brandstof
betreft.
Op deze gronden komt de Afdeling tot de conclusie dat de
melding betrekking heeft op een activiteit ter zake waarvan,
als zij vergunningplichtig zou zijn, moet worden
bepaald of een milieueffectrapport moet worden gemaakt.
Nu verweerder terzake geen beslissing heeft genomen,
kan niet worden vastgesteld of artikel 8.19 lid 3 Wet
milieubeheer van toepassing is en – dus – of met een
melding kon worden volstaan. Het betoog van verweerder
dat deze bepaling slechts betrekking heeft op milieueffectrapport-
plichtige activiteiten en niet op milieueffectrapport-
beoordelingsplichtige activiteiten miskent volgens de
Afdeling de strekking van deze bepaling.
Beroep gegrond.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.