Elisabeth Weeshuis / Borgstein (TvAR 2006/5344)
[Pachtwet art. 25]
Vordering bij wijze van prorogatie tot
verklaring voor recht dat melkquotum
samenhangt met 8 ha vanaf medio
december 1983 gepachte grond, welke
vanaf 1980 aan de latere pachter in tijdelijk
gebruik was gegeven door de SBL in
afwachting van de afronding van een ruilverkaveling.
In 1984 toegekende melkquotum is mede
verkregen dankzij de melkproductie in het
jaar 1983 op de 8 ha grond. In 1984 is met
die grond melkquotum gaan samenhangen
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
en de pachter is in beginsel verplicht het
melkquotum met de grond ter beschikking
van de verpachter te stellen. Hieraan doet in
beginsel niet af wat de rechtsgrond voor het
gebruik van de grond in 1983 is geweest,
evenmin als daaraan afdoet dat de grond in
een zo beperkt deel van dat jaar gepacht is
geweest dat dit te verwaarlozen is. Wel kan
van het uitgangspunt worden afgeweken
indien het zou leiden tot uitkomsten die
naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
onaanvaardbaar zijn. In het onderhavige
geval is daarvan geen sprake. Het
gebruiksrecht in het referentiejaar 1983
week immers niet af van dat van een
pachter en vervolgens heeft de pachter de
grond voor lange duur krachtens een
pachtovereenkomst in zijn bedrijf kunnen
benutten. Zelfs indien de gang van zaken
een zeker voordeel voor de verpachter met
zich zou brengen, valt niet in te zien waarom
het naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien
samenhang tussen het melkquotum en deze
grond wordt aangenomen. Pachter heeft
niet aangevoerd dat derden enige aanspraak
op het melkquotum kunnen doen gelden of
dat hij anderszins een niet gerechtvaardigd
nadeel zou ondervinden van de samenhang.
Overweging ten overvloede over de aan de
pachter te betalen vergoeding: feit dat de
verpachter de grond niet ook in het referentiejaar
ter beschikking heeft gesteld brengt
op zichzelf nog niet mee, dat de pachter ook
aanspraak op de resterende 50% van de
waarde verkrijgt. Wat een billijke verdeling
van die resterende 50% is zal afhangen van
de concrete omstandigheden van het geval.
Ter zitting is gebleken dat verpachter een
verpachte boerderij in de ruilverkaveling
heeft ingebracht. De daarbij behorende
grond beslaat globaal eenzelfde oppervlakte
als de in 1983 aan de verpachter toegedeelde
grond. Die boerderij is in 1983 in eigendom
aan de pachter toegedeeld, is door hem
voor de melkveehouderij benut en heeft
bijgedragen aan de opbouw en vervolgens
toekenning van diens melkquotum. Onder
deze omstandigheden lijkt het alleszins
redelijk en billijk dat de verpachter voor de
8 ha aanspraak heeft op het “verpachtersaandeel”
van de waarde van het melkquotum
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.