Tijdschrift voor Agrarisch Recht 2002 nr. 10

Van Balkom / Vincentiusvereniging (TvAR 2002/5126)

[Pachtwet art. 25] Stelling dat inwerkingtreding van de Verordening 3950/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen meebrengt dat wat betreft de overdracht van het melkquotum “de band tussen grond en melkquotum is doorgesneden”, hetgeen ten gevolge heeft dat op de gepachte gronden geen melkquotum rust, verworpen. Uit de toepasselijke regelingen kan geen steun worden geput voor een verbreking van de band tussen grond en melkquotum en al zeker niet in een mate als –

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

en met gevolgen als – door de pachter betoogd. Uit de verordening, haar considerans en de Regeling Superheffing 1993 blijkt eerder geldt het tegendeel: dat men op het hier aan de orde zijnde punt geen breuk met de voordien bestaande situatie voor ogen heeft gestaan. Bovendien vindt de rechtspraak van het hof op het hier van belang zijnde punt primair haar grondslag in de Pachtwet en zelfs een verbreking van de band tussen grond en melkquotum als gesteld zou nog niet noodzakelijkerwijze pachtrechtelijk tot gevolg hebben dat een verpachter aanspraken op dit melkquotum verliest. Vereist zou dan op zijn minst zijn, dat uit de relevante nieuwe regels of hun toelichting duidelijk blijkt dat dit gevolg – neerkomend op een ontnemen van verworven rechten zonder enige compensatie – is beoogd. Wijziging van het pachtobject in verband met kavelruil heeft niet geleid tot het verlies van de aanspraken van de verpachtster op het melkquotum dat samenhing met de geruilde grond. Weliswaar is de aanvankelijk tussen partijen geldende pachtovereenkomst bij die ruil geëindigd, maar niet is gesteld of gebleken dat de verpachtster iets heeft gedaan of nagelaten waaruit de pachter in redelijkheid heeft kunnen afleiden dat de aanspraken op het melkquotum werden prijsgegeven. Aangezien uitsluitend – kennelijk bedoeld ter vervanging van de beëindigde pachtovereenkomst – een nieuwe pachtovereenkomst ter zake van een nieuw pachtobject is gesloten, wijst het feit dat partijen het melkquotum zonder meer bij de pachter hebben gelaten er veeleer op dat zij er van weerskanten stilzwijgend van zijn uitgegaan dat de aanspraak van de verpachtster op het aan haar toekomende melkquotum gehandhaafd bleef als voorheen, hetgeen hier aldus moet worden geduid dat deze aanspraak eerst opeisbaar zou zijn op het moment waarop de vervangende pachtovereenkomst zou zijn geëindigd, waarna dat quotum met de vervangende pachtgrond – ook al had deze niet bijgedragen tot de toekenning van het melkquotum – zou kunnen overgaan op de verpachtster. Geen (gerechtvaardigd vertrouwen op) afstand van recht. Ook geen rechtsverwerking. Voor berekening van gemiddelde melkquotum per hectare is niet maatgevend welke oppervlakte de pachter in 1983 voor de meitelling heeft opgegeven; de feitelijke toestand is beslissend en de opgave voor de meitelling kan hoogstens een rol spelen voor de bewijslastverdeling en/of de beoordeling van geleverd bewijs. Voor de berekening van het gemiddelde melkquotum per hectare dient als uitgangspunt het in 1983 aan de melkproductie dienstbare grondoppervlak. Daarbij geldt niet als specifiek vereiste, dat de desbetreffende grond duurzaam bij de pachter in gebruik is (geweest). Wel is mogelijk, dat onverkorte handhaving van dit uitgangspunt in bijzondere omstandigheden zou leiden tot gevolgen die voor één van de partijen in redelijkheid niet aanvaardbaar zijn, zodat op die grond een uitzondering op haar plaats is. Niet als zo’n bijzondere omstandigheid geldt het enkele feit dat er sprake is geweest van overeenkomst voor een duur van slechts vier jaren met betrekking tot een groot oppervlak (bijna 20 hectaren). De melkquota zijn weliswaar toegekend naar aanleiding van de melkproductie in het jaar 1983, maar zij zijn feitelijk pas toegekend in het jaar 1984. Eerst vanaf dat laatste jaar kan het melkquotum met in 1983 voor de melkproductie gebruikte grond zijn gaan samenhangen. Dit betekent, dat met grond die in 1983 nog deel uitmaakte van het bedrijf van de pachter, maar in 1984 niet meer, geen melkquotum is gaan samenhangen. Het in 1984 toegekende melkquotum zal in zo’n geval zijn gaan samenhangen met de grond die zowel in 1983 als in 1984 voor de melkproductie is benut. Ook hier geldt echter, dat er bijzondere omstandigheden denkbaar zijn waaronder onverkorte handhaving van het uitgangspunt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Gerechtshof Arnhem
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
Melkquotum. Kavelruil. Overeenkomsten van korte duur.
Bron
rolnr. 99/040 P
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvAR/4651

Verder in 2002 nr.10

 Overzicht pachtjurisprudentie 2001

Net als in het jurisprudentieoverzicht met betrekking tot het jaar 2000 is er in dit overzicht naar gestreefd om ten aanzien van bepaalde wetsartikelen c.q. een bepaald deelgebied aan te geven to...

 Contouren van een coherent levensmiddelenrecht? Veranderingen naar aanleiding van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit en de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid

Controles in de voedselketen krijgen steeds vaker belangstelling in de media. Woorden als nitrofen, MPA, dioxine, salmonella en ziekte van Creutzfeld Jacob zijn geen jargon meer, ma...