Controverse in het jubilerende jaarrekeningenrecht
mr. drs. L. in 't Veld1 Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Voorwoord
Op 7 juli 2023, op het moment van schrijven van dit voorwoord ongeveer een jaar geleden, bood premier Rutte het ontslag aan van alle ministers en staatssecretarissen van het kabinet-Rutte IV. Sindsdien is het kabinet demissionair, waardoor het alleen wordt geacht lopende zaken af te ronden en geen politieke beslissingen te nemen over controversieel verklaarde onderwerpen.
Doorgaans is het jaarrekeningenrecht niet bepaald een onderwerp waarnaar de meeste politieke aandacht uitgaat of dat de meeste controverse oplevert. Zo heeft het na invoering van de Wet Donner in de jaren 20 van de vorige eeuw zo'n vijftig jaar geduurd tot de Wet op de jaarrekening van ondernemingen2 en de omzetting van de Vierde en Zevende EEG-Richtlijnen Vennootschapsrecht3 de contouren van het huidige titel 9 van Boek 2 BW vormgaven. In de vijftig jaren die daarop volgden kan de invoering van IFRS4 als mijlpaal worden aangewezen en is de boel tien jaar geleden met de implementatie van de Jaarrekeningrichtlijn5 nog eens opgeschud. Voor het overige is het Nederlandse jaarrekeningenrecht de afgelopen eeuw een rustig bezit geweest. Daarin lijkt, nota bene gedurende het demissionaire kabinet Rutte IV, verandering te zijn gekomen.
Zo werd direct na de zomer de in 2022 door commissie-Van der Meer Mohr herziene corporate governance code ("Code") aangewezen als gedragscode als bedoeld in art. 2:391 lid 5 BW.6 Opvallend is dat bij herziening van de Code was afgezien van het opnemen van een zogenoemde verklaring omtrent risicobeheersing ("VOR"), omdat de VOR "een controversieel onderwerp is waaraan ruimschoots tijd en aandacht moet worden besteed."7 Het is alsof commissie-Van der Meer Mohr een vooruitziende blik had dat verankering van de Code aan een demissionair kabinet zou zijn en dat de tijd dus nog niet rijp was om controversiële knopen door te hakken. Controversieel of niet, de schragende partijen van de Code en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants ("NBA") maakten uiteindelijk in december 2023 bekend dat zij overeenstemming hadden bereikt over een voorstel voor een alsnog in de Code op te nemen VOR.8
Ondertussen werd in diezelfde maand de weg geplaveid voor de implementatie van de Corporate Sustainability Reporting Directive9 ("CSRD") door invoering van een wettelijke grondslag voor een algemene maatregel van bestuur waarmee de CSRD in Nederlandse wetgeving kan worden omgezet.10 De CSRD verplicht grote ondernemingen uitgebreide duurzaamheidsinformatie openbaar te maken. Dat de CSRD, althans het daarin geregelde duurzaamheidsverslag, controverse kan opleveren, blijkt wel als we onze blik richten op de VS waar vergelijkbare verplichtingen op dit moment door juridische procedures voorlopig een halt zijn toegeroepen, nog zelfs voordat deze officieel in werking waren getreden.11 De controverse rondom dergelijke (duurzaamheids)wetgevingsinitiatieven blijkt ook uit de moeizame afstemming tussen internationale regelgevers op dit verslaggevingsterrein12 en de politieke klucht die de totstandkoming van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive ("CSDDD") is geworden.13
Daarnaast kan een derde (deels jaarrekeningrechtelijk) wetgevingsinitiatief in dit rijtje worden genoemd. Het gaat om het voorstel voor de Wijzigingswet accountancysector (voorheen: Wet toekomst accountancysector), dat weliswaar door de politiek niet controversieel is verklaard,14 maar gelet op het eerdere kritische advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en de ontvangst van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer wel controversieel is gebleken.15
Het meest recente voorbeeld betreft de verhoging van de drempelwaarden die gelden voor de toepassing van de omvangafhankelijke vrijstellingen als bedoeld in art. 2:395a-397 BW.16 Met deze verhoging is uitvoering gegeven aan een Europese richtlijn waarvoor de Nederlandse regering zich – op verzoek van onder meer de NBA – sterk had gemaakt vanwege het uitblijven van een inflatiecorrectie in de afgelopen jaren.17 Gelet op het achterstallige onderhoud van deze drempelwaarden en de lastenverlichting die deze verhoging meebrengt, zou je toch denken dat de aandacht voor de omvangafhankelijke vrijstellingen weinig politieke controverse oplevert.
Maar niets is minder waar. Het waren namelijk deze jaarrekeningrechtelijke vrijstellingen die beoogd premier Plasterk in de verlegenheid brachten in de huidige kabinetsformatie die een eind aan de demissionaire kabinetsperiode moet maken. Plasterk werd namelijk verweten bij zijn voormalige Frame Pharmaceuticals B.V. (thans: CureVac Netherlands B.V.; "Frame") ten onrechte gebruik te hebben gemaakt van het regime voor micro-rechtspersonen van art. 2:395a BW.18 Een blik in het handelsregister leert ons dat de jaarrekeningen van Frame over boekjaren 2019, 2020 en 2022 inderdaad als ware Frame een micro-rechtspersoon zijn gedeponeerd, terwijl de jaarrekening over het tussenliggende boekjaar 2021 juist als kleine rechtspersoon is gedeponeerd. Daaruit lijkt te volgen dat Frame haar jaarrekening in ieder geval ten minste over nog een boekjaar als kleine rechtspersoon had moeten deponeren.19 Dat vermoeden lijkt te worden bevestigd door de jaarrekening van Frame over boekjaar 2021 zelf, waaruit blijkt dat de vennootschap over boekjaren 2020 en 2021 op basis van het balanstotaal en het gemiddelde aantal werknemers niet meer voldeed aan de criteria voor micro-rechtspersonen van art. 2:395a BW.20 Gelet op de tweejaarstermijn van art. 2:395a-397 BW leidt dat ertoe dat Frame haar jaarrekening over boekjaar 2022 ook als kleine rechtspersoon had moeten deponeren.21 Onder meer de controverse die daarop volgde, leidde ertoe dat Plasterk zich als beoogd kandidaat voor het premierschap terugtrok.
Het jaarrekeningenrecht heeft de afgelopen eeuw nauwelijks tot controverse geleid. Precies in het jaar waarin het jaarrekeningrecht een jubilieum viert vanwege de vijftigste verjaardag van de eerste Europese jaarrekeningenrichtlijn, lijkt daarin – nota bene tijdens een demissionaire kabinetsperiode – verandering te zijn gekomen. Het jaarrekeningenrecht lijkt op dit moment mede door de ophanden zijnde invoering van de CSRD, waarmee een nieuw jaarrekeningrechtelijk tijdperk wordt ingeluid, relevanter (en politieker) dan ooit tevoren.