Duurzaamheidsrapportering: what's in a name?
mr. drs. L.K. van Dijk1 Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Voorwoord
De fabel dat juristen notoir slechte rekenaars zijn, blijft hardnekkig. Toch durf ik met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid – wat nadrukkelijk moet worden onderscheiden van de door accountants gebezigde 'redelijke mate van zekerheid' – te zeggen dat veel juristen vanwege het cijfermatige karakter een bepaalde terughoudendheid betrachten ten aanzien van het (materiële) jaarrekeningenrecht. Zo wordt voor de uitleg van waarderingsgrondslagen of de duiding van een specifiek getal uit de jaarrekening vaak doorverwezen naar de accountant. Dat betekent geenszins dat het jaarrekeningenrecht onbegaanbaar terrein is. Het blijft immers recht, en ook al is het betreffende recht goeddeels vervat in het verdomhoekje van Boek 2 BW (lees: titel 9), er blijft genoeg over voor juristen om over te steggelen.
En dat gesteggel gaat exponentieel toenemen. Met de introductie van nieuwe verplichtingen op het gebied van duurzaamheidsverslaggeving wordt het jaarrekeningenrecht in één klap op grote schaal voorzien van informatie die is gegrond op een kwalitatieve methodologie. De twaalf sector-agnostische Europese standaarden voor duurzaamheidsverslaggeving – European Sustainability Reporting Standards (ESRS)2 – bevatten ruim honderd disclosure requirements die voor meer dan de helft uit 'narratieve' datapunten bestaan.3 Hierbij kan worden gedacht aan een beschrijving van de wijze waarop de onderneming in haar strategie rekening houdt met haar impact op bepaalde duurzaamheidsthema's of de beschrijving van bepaalde doelen in dat verband.4 Ook minder cijferkundig onderlegde beoefenaars van het jaarrekeningenrecht kunnen dus hun hart ophalen.
Desondanks is mijn inschatting dat de rol van juristen ten aanzien van dit type verslaggeving vooralsnog sterk wordt onderschat. Momenteel floreert met name de accountancysector onder de door de CSRD gegenereerde werkgelegenheid. Ondertussen vrees ik dat er kansen worden gemist en risico's ontstaan door slechts mondjesmaat juristen te betrekken bij de verwoording van de desbetreffende rapportages. Waar cijfermatige informatie doorgaans zwart-wit wordt gepresenteerd, kleurt taal. Wanneer een onderneming door de verslaggeving echter groener of rozer oogt dan daadwerkelijk het geval is, kan dit juridische implicaties hebben. Daar staat tegenover dat taal strategisch kan worden ingezet om een rode draad aan te brengen in de (grijze) brei van duurzaamheidsinformatie, zodat het duurzaamheidsverhaal van de onderneming goed over het voetlicht kan worden gebracht. Feit blijft dat woordkeuzes onderhevig zijn aan een bepaalde mate van subjectiviteit, waardoor teksten soms pluri-interpretabel zijn – met alle (litigieuze) gevolgen van dien. Hier ligt mijns inziens bij uitstek een taak voor juristen; het belangrijkste instrument van de jurist blijft immers taal.
Vanwege voorgaande mijmeringen over het belang van zuiver taalgebruik in een verslaggevingscontext permiteer ik mij tot slot een klein (taalkundig) zijstapje; de volgende observatie moet me van het hart. De nieuwe verplichtingen volgen uit de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). Het ligt voor de hand om 'reporting' vertalen als 'verslaggeving' – zo ook volgens de Dikke van Dale – en 'sustainability reporting' dus als duurzaamheidsverslaggeving. Wat ik (daarom) aanduid als het 'duurzaamheidsverslag', blijkt echter een beestje met verschillende namen. Zowel de Europese als Nederlandse wetgever gebruikt een scala aan termen om het duurzaamheidsverslag aan te duiden: duurzaamheidsrapportage, duurzaamheidsrapportering, duurzaamheidsverklaring5 en (ook) duurzaamheidsverslag.
De Nederlandse wetgever is inmiddels geland op 'duurzaamheidsrapportering'. Aanvankelijk dacht ik dat dit woord een affreus anglicisme was naar het Engelse reporting. De etymologie leert ons evenwel dat het woord rapportage – net als reporting – uit het Frans stamt.6 Hoewel de woorden als synoniem (mogen) worden gebruikt, vat ik 'rapportage' op als het resultaat van de handeling 'rapportering'. Bovendien heb ik bij een rapportage de connotatie van een (statische) beschrijving van bevindingen – denk bijvoorbeeld aan een onderzoeksrapport, de rapportage aan een toezichthouder, of een schoolrapport – in plaats van een (dynamische) beschrijving van ontwikkelingen. Een verslag (als het resultaat van verslaggeving) leent zich beter voor een beschrijving van gebeurtenissen, processen, voortgang en context.
De voorgaande combinatie van semantiek en persoonlijke voorkeur roept mogelijk de vraag op of dit nou van wezenlijk belang is. Wellicht niet – en zeker niet in de grand scheme of things,7 waarin de focus dient te liggen op kwalitatief hoogstaande verslaggeving en, uiteindelijk (hopelijk), op daadwerkelijke verduurzaming.Niettemin denk ik dat enige consistentie in taalgebruik geen kwaad kan en zelfs wenselijk is, temeer nu de terminologie die wordt gebruikt in het voorgestelde besluit ter implementatie van de CSRD niet bijdraagt aan de begrijpelijkheid van de regels zelf.8 Mijn bescheiden bijdrage hierin is dat ik blijf spreken over duurzaamheidsverslaggeving en duurzaamheidsverslag als overkoepelende termen voor alle vormen van 'duurzaamheidsrapportering' onder de CSRD.9
Wat daar verder ook van zij, gelet op de hoeveelheid regelgeving en alle onzekerheid rondom implementatie, vermoed ik dat menig bestuurder, accountant en jurist die nieuwe verplichtingen van tijd tot tijd zal vervloeken – en laat de woordkeuze van de Nederlandse wetgever zich daar nou uitstekend voor lenen.