KPN Telecom B.V./Delicatessenhandel J.D. Tamminga B.V. (TvHB 2007/10)
prof. mr. A.W. Jongbloed en mw. mr. N. Eeken
Samenvatting De aanwezigheid van (hechtgebonden) asbest tussen plafond en dak levert geen gebrek als bedoeld in artikel 7:204 BW op. Kantonrechter de besloten vennootschap KPN Telecom B.V.,gevestigd te ’s-Gravenhage, verder ook te noemen KPN, eisende partij, gemachtigde: mr. M.F. Mesu-Abbekerk tegen de besloten vennootschap Delicatessenhandel J.D. Tamminga B.V., gevestigd te Utrecht, verder ook te noemen Tamminga, gedaagde partij, gemachtigde: mr. B.H.M. Karens. (…) 3 De beoordeling van het geschil 3.1. De volgende feiten staan vast: -
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
Partijen, Tamminga als verhuurster enerzijds en KPN als huurder anderzijds, zijn ingaande 1 oktober 2001 een huurovereenkomst aangegaan voor de winkelruimte gelegen aan de Hoofdstraat nr. 21 te Veenendaal. De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar met een optie voor nog tweemaal vijf jaar. Van de huurovereenkomst maken deel uit de algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte ex artikel 7A:1624 BW, gedeponeerd bij de griffie van de Rechtbank ’s-Gravenhage. - Voor zover thans van belang is in de huurovereenkomst in artikel 10.7 het volgende verwoord: ‘Pand is vrij van asbest voor zover bekend bij de verhuurder.’ - De transportakte d.d. 17 november 1999, waarbij voornoemd winkelpand aan Tamminga werd geleverd, vermeldt in artikel 6, lid 3, het volgende: ‘Het is koper bekend dat zich in het registergoed asbesthoudende stoffen en/of materialen bevinden die schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid en vrijwaart de koper hiervoor.’ - Voor zover thans van belang is in artikel 6.5 van de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden het volgende bepaald: ‘Verhuurder is niet aansprakelijk voor schade toegebracht aan de persoon of goederen van huurder of van derden – en huurder vrijwaart verhuurder voor aanspraken van derden ter zake – door het optreden en de gevolgen van zichtbare en onzichtbare gebreken aan het gehuurde of het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt of ontstaan door het optreden en de gevolgen van weersomstandigheden, van stagnatie in de bereikbaarheid van het gehuurde, van stagnatie in de voorziening van gas, water, elektriciteit, warmte, ventilatie of luchtbehandeling, van storing van de installaties en apparatuur, van in- en uitstroming van gassen of vloeistoffen, van brand, ontploffing en andere voorvallen, van stoornis in het huurgenot en van stoornis of tekortkomingen in de leveringen en diensten, alles behoudens in geval van schade als gevolg van grove schuld of ernstige nalatigheid van verhuurder ten aanzien van de staat van het gehuurde of van het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt.’ En in artikel 6.6: ‘Verhuurder is niet aansprakelijk voor bedrijfsschade van huurder of voor schade als gevolg van de activiteiten van andere huurders of van belemmeringen in het gebruik van het gehuurde die derden veroorzaken, tenzij in geval van grove schuld of ernstige nalatigheid van verhuurster dienaangaande.’ En ten slotte in artikel 10: ‘Indien verhuurder het nodig oordeelt in, op of aan het gehuurde of het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt of aan belendingen onderhoud, herstel, vernieuwing, waaronder extra voorzieningen en wijzingen begrepen, renovatie- of andere werkzaamheden te (doen) verrichten of indien deze nodig zijn in verband met (milieu-)eisen of maatregelen van de overheid of openbare nutsbedrijven, zal huurder die werkzaamheden en maatregelen en het eventuele ongerief gedogen, zonder daarvoor enige schadevergoeding of vermindering van de betalingsverplichting of ontbinding van de huurovereenkomst te kunnen vorderen, ook al duurt een en ander langer dan veertig dagen, echter onverminderd het gestelde in artikel 7A:1589 BW. Verhuurder zal bij de uitvoering van de werkzaamheden zo veel mogelijk rekening houden met de belangen van huurder.’ - KPN heeft de door haar gehuurde winkelruimte in gebruik genomen als primafoonwinkel. - In het paasweekeinde van zaterdag 26 maart 2005 en dinsdagmorgen 29 maart 2005 heeft er een inbraak plaatsgevonden (inbrekers hebben zich de toegang tot het gehuurde verschaft door gaten in het dak te boren) waarbij asbest is vrijgekomen. Na daartoe bij brieven van 8 april 2005 en 18 april 2005 te hebben verzocht heeft Tamminga de schade aan het dak hersteld. - Op 31 mei 2005 heeft een tweede inbraak plaatsgevonden waarbij wederom asbest is vrijgekomen. - Bij e-mailbericht van 15 juni 2005 heeft KPN zich tot Tamminga gewend met het verzoek tot sanering van de asbest over te gaan. Toen Tamminga hieraan geen gevolg gaf heeft KPN zelf opdracht gegeven aan Koole B.V. tot asbestsanering over te gaan. De firma Koole heeft deze werkzaamheden uitgevoerd en de kosten van deze werkzaamheden gefactureerd aan KPN. - KPN heeft Tamminga aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. Tamminga heeft de aansprakelijkheid afgewezen. - Voorafgaand aan deze procedure heeft KPN het verhaal van haar vordering op Tamminga willen verzekeren door middel van het leggen van conservatoir beslag onder de Coöperatieve Rabobank Vallei en Rijn U.A. te Ede op alle goederen, gelden en/of geldswaarden die de Rabobank van Tamminga onder zich heeft. 3.2. KPN baseert haar vorderingen op de wettelijke gebrekenregeling van Titel 7:4 BW. KPN heeft aanzienlijke schade geleden als gevolg van de beide inbraken. De schade is met name ontstaan doordat in het dak van het gehuurde asbest zit dat bij de inbraak is vrijgekomen. KPN is van oordeel dat de aanwezigheid van asbest in het dak van het gehuurde een gebrek is in de zin van artikel 7:204, lid 2, BW. KPN wijst er in dit verband op dat zij op grond van artikel 10.7 van de huurovereenkomst mocht verwachten dat het pand vrij van asbest zou zijn. Evident bleek dit niet het geval te zijn. Tamminga was bovendien blijkens het bepaalde in de leveringsakte van 17 november 1999 al voor het aangaan van de huurovereenkomst bekend met de aanwezigheid van asbest. Zij had dit dan ook moeten meedelen aan KPN. KPN heeft Tamminga na de inbraak diverse keren gesommeerd om de saneringswerkzaamheden aan te vangen. Toen Tamminga daarin nalatig bleef zijn de saneringswerkzaamheden in opdracht van KPN uitgevoerd door de firma Koole. KPN heeft de firma Koole € 37 939 betaald. Deze kosten (waarop de vordering sub I betrekking heeft) komen voor rekening van Tamminga. KPN verwijst hierbij naar artikel 7:206, lid 1 BW. De primafoonwinkel is wegens de saneringswerkzaamheden van 29 maart 2005 tot en met 16 mei 2005 noodgedwongen gesloten geweest. In verband hiermee acht KPN het redelijk dat de huurprijs over de periode van 29 maart 2005 tot en met 16 mei 2005 voor 100% in mindering wordt gebracht op de verschuldigde jaarhuur. De vorderingen sub II en sub III betreffen vermindering huurprijs en terugbetaling van te veel betaalde huur over voormelde periode. Door het vrijkomen van de asbest heeft KPN verder aanzienlijke gevolgschade geleden. KPN vordert (vordering sub IV) een bedrag ad € 226 474,02, zijnde € 95 492,71 voor beschadigde en onverkoopbaar geworden goederen, € 4877,85 voor opslag en verhuizing van de inventaris van de primafoonwinkel, € 1259,62 voor vervangen audio-installatie in de primafoonwinkel ten behoeve van achtergrondmuziek, € 1057,91 voor kosten asbestsaneringsonderzoek, € 6394,98 voor diverse herstelwerkzaamheden uitgevoerd door projectbureau Egelie, € 89 200 omzetderving en om de omzetderving zo beperkt mogelijk te houden heeft KPN een verkooppunt in een dubbeldeksbus opgericht waarvan de kosten € 28 190,95 hebben bedragen. Aan de vordering sub V liggen de volgende stellingen ten grondslag: ‘Achter pos. 1.2 werd al aangegeven dat Tamminga voor het aangaan van de huurovereenkomst met KPN bekend was met de aanwezigheid van asbesthoudende stoffen en/of materialen in het gehuurde die schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid. Tamminga heeft deze informatie achtergehouden bij het aangaan van de huurovereenkomst met KPN. Door het achterhouden van deze informatie heeft Tamminga onder andere klanten en personeel van KPN bewust blootgesteld aan de gevaren van asbest. KPN vraagt derhalve een verklaring voor recht dat Tamminga aansprakelijk zal zijn voor toekomstige claims van derden jegens KPN die verband houden met gezondheidsklachten als gevolg van “asbestbesmetting” ten gevolge van het tweetal inbraken in het gehuurde.’ Bij conclusie van repliek heeft KPN ook artikel 6:174 BW aan haar vordering ten grondslag gelegd. 3.3. Tamminga heeft verweer gevoerd. Tamminga heeft allereerst aangevoerd dat zij bij het aangaan van de huurovereenkomst uitdrukkelijk ter sprake heeft gebracht dat zij omtrent de afwezigheid van asbest geen garanties kon geven. De huurovereenkomst is daarop aangepast in die zin waar in de concept-overeenkomst vrij van asbest stond in de huurovereenkomst zelf is opgenomen vrij van asbest voor zover bekend bij verhuurder. Tamminga heeft verder ten verwere aangevoerd dat, anders dan KPN stelt, de aanwezigheid van hechtgebonden asbest tussen plafond en dak van het pand geen gebrek is in de zin van artikel 7:204, lid 2 BW omdat (a) die aanwezigheid het normale gebruik van de winkelruimte door KPN niet belemmert, (b) die aanwezigheid niet aan te merken is als een gebrek in de zin van artikel 7:204, lid 2 BW nu KPN bij het aangaan van de overeenkomst niet mocht verwachten dat zij een asbestvrij pand zou huren en (c) zonder inbraak geen schadelijke effecten van asbest te verwachten waren en de beweerdelijke gevolgen van de inbraak het gevolg zijn van een feitelijke stoornis door derden hetgeen overeenkomstig artikel 7:204, lid 3 BW, geen ‘gebrek’ oplevert. Voor het geval de kantonrechter tot het oordeel komt dat de aanwezigheid van hechtgebonden asbest tussen plafond en dak van het pand op zichzelf reeds een gebrek in de zin van artikel 7:204, lid 2, BW zou opleveren die aanwezigheid niet zonder meer met zich meebrengt dat de verhuurder (naast herstel van het gebrek) tot vergoeding van de door het gebrek veroorzaakte schade is gehouden. In dit verband is van belang dat de aanwezigheid van asbest geen tekortkoming is die valt toe te rekenen aan Tamminga. Tamminga heeft verder nog aangevoerd dat KPN als professioneel huurder zelf onderzoek had moeten verrichten naar de afwezigheid van asbest en dat KPN wist van de aanwezigheid van asbest en ter zake niet tijdig na de ontdekking van aanwezigheid van asbest heeft geprotesteerd zodat zij haar rechten dienaangaande heeft verwerkt. Ten slotte betwist Tamminga de (hoogte van de) diverse door KPN genoemde schadeposten. 3.4. De aanwezigheid van asbest tussen plafond en dak levert, anders dan KPN betoogt (3.1 van de dagvaarding) naar het oordeel van de kantonrechter geen gebrek op als bedoeld in artikel 7:204 BW. Asbest (althans hechtgebonden asbest) is in vele duizenden (winkel)panden in Nederland verwerkt en staat aan een normaal gebruik van het gehuurde niet in de weg. Bovendien levert asbest, mits onaangeroerd, geen gevaar voor de volksgezondheid op. In casu is de asbest wel aangeroerd doch door een omstandigheid (inbrekers hebben een gat geboord in het dak) waar verhuurder in redelijkheid geen rekening mee behoefde te houden. Ook op de grondslag 6:174 BW kan de kantonrechter niet tot aansprakelijkheid van Tamminga voor de door KPN geleden schade concluderen. De kantonrechter overweegt in dit verband dat het geoorloofd is opstallen te bezitten met een dak waarin asbest is verwerkt, de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal op zichzelf de volksgezondheid niet schaadt en een opstaleigenaar/verhuurder in beginsel geen rekening behoeft te houden met het feit dat inbrekers een gat in het dak boren waardoor asbestdeeltjes vrijkomen. Het feit dat Tamminga wist, althans behoorde te weten, dat zich in het gehuurde asbest bevindt en daarvan geen melding heeft gemaakt bij het aangaan van de huurovereenkomst maakt het vorenstaande niet anders nu Tamminga bij het aangaan van de huurovereenkomst niet de garantie heeft gegeven dat het pand asbestvrij is en KPN daarin geen aanleiding heeft gezien om af te zien van de huurovereenkomst c.q. zelf onderzoek te doen naar mogelijke aanwezigheid van asbest. 3.5. De gevraagde verklaring voor recht wordt geweigerd nu deze onvoldoende bepaald is. Indien en voor zover KPN ooit zal worden aangesproken ter vergoeding van schade verband houdende met gezondheidsklachten als gevolg van ‘asbestbesmetting’ ten gevolge van twee inbraken zal aan de hand van de alsdan te stellen en te bewijzen feiten en omstandigheden kunnen worden bepaald of sprake is van aansprakelijkheid van KPN dan wel van Tamminga voor deze schade. 3.6. Het vorenstaande betekent dat de vordering wordt afgewezen met veroordeling van KPN in de kosten van deze procedure. 4 De beslissing De kantonrechter: - wijst de vordering af; - veroordeelt KPN tot betaling van de proceskosten (…). Dit vonnis is gewezen door mr. R.W.J. van Veen (…). Commentaar Levert asbest nu wel of niet een gebrek in de zin van art. 7:204 BW op? ‘Ja’, was het oordeel van Ktr. Dordrecht 10 februari 2005, WR 2005, 48 (Bart Smit/Garden End): ‘Uit al het voorgaande volgt dat de aanwezigheid van spuitasbest een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW is, zodat ingevolge artikel 7:206 BW Garden-End gehouden is de saneringskosten voor haar rekening te nemen, nu voorts geldt dat deze sanering niet valt onder de kleine herstellingen tot het verrichten waarvan de huurder krachtens artikel 7:217 BW verplicht is.’ ‘Nee’, zegt echter de Kantonrechter Amersfoort in de hierboven weergegeven zaak. Het onderscheid tussen beide uitspraken is terug te voeren op het soort asbest. In de Dordrechtse zaak ging het om spuitasbest, een vorm van (zeer) losgebonden asbest. Van losgebonden asbest is sprake als de vezels niet of nauwelijks aan het dragermateriaal zijn gebonden. Doordat de vezels gemakkelijk kunnen vrijkomen, is het gezondheidsrisico van losgebonden asbest groter dan dat van de andere asbestvorm: hechtgebonden asbest. Van spuitasbest kunnen de vezels na jaren van veroudering vrijkomen ten gevolge van bijvoorbeeld trillingen van het gebouw of luchtverplaatsing langs de spuitasbestlaag. De Kantonrechter te Dordrecht overwoog dat Bart Smit mocht verwachten dat zij een normaal gebruik van de winkelruimte kon hebben. De aanwezigheid van spuitasbest belemmert dit normale gebruik, waarbij niet kan worden volgehouden dat het gebrek door toedoen van de huurder is ontstaan. Het spuitasbest was al op de stalen balken aanwezig en is slechts aan het licht gekomen door de in opdracht van Bart Smit uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden. De kantonrechter overwoog dat niet is gebleken of anderszins aannemelijk is geworden dat het gebruik door Bart Smit van het gehuurde afweek van het tussen partijen overeengekomen gebruik. De kantonrechter benadrukte vervolgens dat het een feit van algemene bekendheid is dat het gebruik van spuitasbest op stalen constructies in de jaren 1950-1978 veel voorkwam. Aangezien het gehuurde in 1971 is gebouwd, had Garden-End behoren te weten dat spuitasbest aanwezig kon zijn en lag het voor de hand dit te onderzoeken. Het dient, aldus de kantonrechter, aan verhuurder Garden-End te worden toegerekend dat zij dit kennelijk niet heeft gedaan. De kantonrechter kwam tot de slotsom dat Garden-End ingevolge het bepaalde in artikel 7:208 BW verplicht is tot vergoeding van de door het spuitasbest veroorzaakte schade. Het beroep van Garden-End op de in de algemene bepalingen voorkomende uitsluiting van aansprakelijkheid verwierp de kantonrechter, nu het Garden- End (gelet op de wetenschap die zij had c.q. moest hebben) ingevolge artikel 7:209 BW niet vrijstond ten nadele van Bart Smit af te wijken van de artikelen 7:206, leden 1 en 2, 207 en 208 BW. Vermeldenswaard in dit verband is ook Rb. Amsterdam 15 mei 1996, WR 1997, 35 (Kuijper/Veza): ‘Uit het rapport (…) blijkt dat spuitasbest hoe dan ook aan veroudering onderhevig is, waardoor het brokkelig wordt en gevaarlijk voor de volksgezondheid. Deze veroudering kan blijkens het rapport worden bespoedigd door factoren als vochtinwerking, luchtcirculatie en trillingen. Weliswaar heeft Kuijper gelijk als hij stelt dat deze factoren zich alle in verband met het gebruik door Veza van het gehuurde voordeden, doch de rechtbank is met de kantonrechter van oordeel dat het gebruik dat Veza van het gehuurde maakte niet zodanig afweek van hetgeen was overeengekomen of op grond daarvan mocht worden verwacht, dat geconcludeerd zou moeten worden dat Veza het gehuurde niet conform de bestemming gebruikte. Voorts is uit het rapport van T&A op geen enkele wijze af te leiden – noch in het algemeen, noch in het concrete geval – hoe groot de invloed van de respectieve gebruiksfactoren op de veroudering is geweest en in welke mate deze factoren elk voor zich de veroudering hebben bespoedigd. Uit genoemd rapport kan dan ook geen steun worden geput voor de stelling van Kuijper dat het gebruik dat Veza van het gehuurde heeft gemaakt voor een belangrijk deel de schade heeft veroorzaakt.’ De rechtbank laat het oordeel van de kantonrechter in stand dat de asbestverwijderingskosten voor rekening van huurder zijn. In de hierboven weergegeven Amersfoortse zaak was sprake van de andere asbestvorm: hechtgebonden asbest. De kantonrechter oordeelt dat de aanwezigheid van asbest tussen plafond en dak geen gebrek als bedoeld in artikel 7:204 BW oplevert. Hechtgebonden asbest is in vele duizenden (winkel) panden in Nederland verwerkt en staat aan een normaal gebruik van het gehuurde niet in de weg, terwijl het, mits onaangeroerd, geen gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Dat werd pas anders toen bij de inbraak gaten in het dak en plafond werden geboord en de asbest wel aangeroerd werd, maar dit betrof een omstandigheid waar verhuurder Tamminga naar het oordeel van de kantonrechter in redelijkheid geen rekening mee behoefde te houden. Daarom faalt ook het beroep op artikel 6:174 BW (aansprakelijkheid voor gebrekkige opstal). De kantonrechter overweegt in dit verband dat het geoorloofd is opstallen te bezitten met een dak waarin asbest is verwerkt, dat de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal op zichzelf de volksgezondheid niet schaadt en dat een opstaleigenaar/verhuurder in beginsel geen rekening behoeft te houden met het feit dat inbrekers een gat in het dak boren waardoor asbestdeeltjes vrijkomen. De vraag rijst dan nog of het feit dat Tamminga wist (althans behoorde te weten) dat zich in het gehuurde asbest bevond (dit stond met zoveel woorden in de transportakte vermeld) en daarvan geen melding heeft gemaakt bij het aangaan van de huurovereenkomst, tot een andere uitkomst moet leiden. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit niet het geval, omdat Tamminga bij het aangaan van de huurovereenkomst niet de garantie heeft gegeven dat het pand asbestvrij was en KPN daarin geen aanleiding heeft gezien om af te zien van de huurovereenkomst c.q. zelf onderzoek te doen naar de mogelijke aanwezigheid van asbest. Deze redenering leidt tot een resultaat dat het rechtsgevoel niet echt bevredigt, aangezien uit de feiten lijkt te volgen dat Tamminga KPN bewust heeft voorgelogen. Weliswaar stond in de concept-huurovereenkomst dat het gehuurde ‘vrij van asbest’ was en is dit veranderd in ‘vrij van asbest voor zover bekend bij verhuurder’, maar het was verhuurder juist bekend dat er wél asbest was. Verhuurder heeft in dit verband aangevoerd dat zij bij het aangaan van de huurovereenkomst uitdrukkelijk ter sprake heeft gebracht dat zij omtrent de afwezigheid van asbest geen garantie kon geven, wat de zaak naar ons gevoel alleen maar verergert. Uitgaande van het feit dat verhuurder wist dat er wel degelijk sprake was van asbest, kan de mededeling dat er voor zover verhuurder bekend geen sprake was van asbest, onzes inziens moeilijk anders worden gezien dan als bewuste misleiding. Naar ons idee brengt het feit dat Tamminga KPN zou hebben misleid, echter geen verandering in het oordeel dat hechtgebonden asbest geen gebrek oplevert in de zin van artikel 7:204 BW. Wel zou deze misleiding kunnen worden aangemerkt als een onrechtmatige daad. Dan nog blijft een feit dat Tamminga alleen schadeplichtig is als er een causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen en de geleden schade. Het lijkt echter aannemelijk dat KPN het pand ook (onder dezelfde voorwaarden) zou hebben gehuurd als zij van de aanwezigheid van asbest op de hoogte was geweest. Mogelijk kan een causaal verband wél worden aangetoond indien KPN ooit, zoals zij vreest, met schadeclaims van werknemers wegens asbestbesmetting wordt geconfronteerd. Het ligt immers in de rede dat KPN na de inbraken veel voorzichtiger zou zijn geweest als zij bekend was geweest met de aanwezigheid van asbest in het dak. Interessant is ook, zij het in een wat andere context, de uitspraak van de Kantonrechter te Groningen van 10 juni 1999, WR 2000, 24 (Nijestee/Wouda) over de kosten van verwijdering bij het einde van de huur van de door de huurder van de vorige huurder overgenomen vloerbedekking. De kantonrechter overweegt dat hoofdregel is dat het gehuurde bij het einde van de huur bezemschoon en in oorspronkelijke staat aan verhuurder ter beschikking dient te worden gesteld en dat dit in beginsel mede inhoudt dat de huurder de verwijderingskosten van een (asbesthoudende) overgenomen vloerbedekking dient te dragen. De kantonrechter tekent daar echter bij aan dat goed verhuurderschap van een ‘professionele sociale verhuurder’ mee kan brengen dat zij, kennisdragende van de aanwezigheid van asbesthoudende materialen in het gehuurde, haar aanstaande ter zake onwetende huurder informeert over de gevaren daarvan en de hoge verwijderingskosten. Laat zij dat na, dan verzet de redelijkheid en billijkheid zich ertegen om bij het einde van de huur de verwijderingskosten van dat asbesthoudende materiaal bij de gewezen huurder te leggen. De kantonrechter overweegt: ‘In casu heeft eiseres gesteld dat zij niet wist en ook niet behoefde te weten dat er asbest in de door gedaagde overgenomen vloerbedekking aanwezig was. Ten onrechte, nu zij het gehuurde in 1988 heeft geïnspecteerd alvorens dat aan gedaagde in gebruik te geven kon zij weten dat in de keuken asbesthoudende vinylvloerbedekking aanwezig was en had zij gedaagde daaromtrent dienen te informeren, hetgeen zij heeft nagelaten. Aldus bezien handelde eiseres op dat punt niet als goed verhuurder en verzet de redelijkheid en billijkheid zich ertegen dat zij verwijderingskosten van dat asbesthoudende vinyl thans bij gedaagde in rekening brengt.’ Eveneens vermeldenswaard op het gebied van asbest, is het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 30 januari 2007, NJF 2007, 226 (Hampsink/Gem. Boekel) over de schade als gevolg van door brand verspreide asbestdeeltjes. Hampsink is eigenaar van een voormalige champignonkwekerij in de gemeente Boekel. Op een kwade dag breekt brand uit als gevolg van losliggende, geïmproviseerde elektriciteitsleidingen ten behoeve van een hennepkwekerij aldaar, waardoor asbestdeeltjes vrijkomen. De gemeente zorgt ervoor dat deze verontreiniging opgeruimd wordt en presenteert de rekening (van ongeveer € 65 000) hiervoor aan de eigenaar. Het hof overweegt dat de eigenaar als bezitter aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de door brand verspreide asbestdeeltjes. In Rechtbank ’s-Gravenhage 25 mei 2005, NJF 2005, 258 (Achmea/Gem. Leidschendam-Voorburg) werd er daarentegen van uitgegaan dat het opruimen van asbestdeeltjes na een brand in een schuurtje bij een woning een publiekrechtelijke taak van de gemeente was. Tot slot brengen wij het arrest van de Hoge Raad van 31 maart 2006, RvdW 2006, 336 (Eternit/weduwe X) onder de aandacht. De Hoge Raad heeft hier uitgesproken dat het hof terecht – de aansprakelijkheid van de werkgever beoordelend aan de hand van artikel 7:658 BW – heeft overwogen dat indien vaststaat dat de werkgever niet al die veiligheidsmaatregelen heeft getroffen welke waren vereist met het oog op de aan het werken met asbest verbonden gevaren die hem bekend waren of behoorden te zijn (asbestose), en dat nalaten de kans op het zich verwezenlijken van destijds nog onbekende gevaren (longkanker zonder voorafgaande asbestose) aanzienlijk heeft verhoogd, de werkgever ook voor de gevolgen daarvan aansprakelijk is. (hoger beroep ingesteld, red.)
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.