Knaap-de Boer/Krakers Damsterdiep (TvHB 2007/8)
prof. mr. A.W. Jongbloed en mw. mr. N. Eeken*
Hoger beroep van het vonnis van de Rechtbank Groningen van 19 mei 2006 Samenvatting Een eigenaar van een gekraakte onroerende zaak heeft een (spoedeisend) belang bij de ontruiming indien bij gebreke daarvan de (brand)verzekeringsdekking wordt opgeschort. Daarbij behoeft de eigenaar niet op stel en sprong een procedure te starten om aan het vereiste van spoedeisend belang in kort geding te voldoen. Hof Theodora Knaap-de Boer, wonende te Groningen, appellante, in eerste aanleg: eiseres, hierna te noemen:
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
Knaap-de Boer, advocate: mw. mr. P.J. Antons te Groningen, procureur: mr. J.H. van der Meulen, tegen 1. ‘zij die verblijven in het onroerend goed of gedeelte daarvan aan het Damsterdiep 32 te Groningen’, hierna te noemen: geïntimeerden sub 1, 2. E. Jansen, wonende te Groningen, hierna te noemen: Jansen, geïntimeerden, in eerste aanleg: gedaagden, hierna gezamenlijk te noemen: de krakers, procureur: mr. J.V. van Ophem. (…) De beoordeling Verstek 1. Op de eerstdienende dag heeft mr. Van Ophem zich als procureur gesteld voor zowel Jansen als de geïntimeerden sub 1. Nu het evenwel niet mogelijk is zich procureur te stellen voor niet met name genoemde (anonieme) partijen, moet het ervoor worden gehouden dat zich voor de geïntimeerden sub 1 geen procureur heeft gesteld en dat zij derhalve niet in de procedure in hoger beroep zijn verschenen. Het hof verleent dan ook alsnog verstek tegen de geïntimeerden sub 1. Ten aanzien van de feiten 2. Tussen partijen staan de volgende feiten vast als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken en mede blijkend uit de in zoverre niet bestreden producties. 2.1. Damsterdiep 32 te Groningen is een bedrijfsruimte die is gelegen op de eerste en tweede verdieping boven de op de begane grond gesitueerde bedrijfsruimte, plaatselijk bekend Damsterdiep 24, welke bedrijfsruimten toebehoren aan de erven van de heer W.R. Knaap. Knaap-de Boer heeft het vruchtgebruik van diens gehele nalatenschap en is voorts gerechtigd tot de helft van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, waarin zij met W.R. Knaap gehuwd is geweest. 2.2. Damsterdiep 32 heeft geen woonbestemming. Het is per 1 oktober 2004 voor onbepaalde tijd verhuurd als kantoorruimte aan Boekholt & Partners Makelaardij (in het vervolg: Boekholt) voor € 1 per maand. 2.3. De krakers hebben omstreeks 15 januari 2006 (een gedeelte van) Damsterdiep 32 te Groningen zonder recht of titel in gebruik genomen (gekraakt). Op dat moment had de huurder het pand niet als kantoorruimte in gebruik. 2.4. De zoon van Knaap-de Boer heeft op 18 januari 2006 namens Knaap-de Boer aangifte gedaan van huisvredebreuk. Justitie en/of politie hebben daarop geen actie ondernomen. De procedure in eerste aanleg en de daartegen gerichte grieven 3. Knaap-de Boer heef in kort geding ontruiming van Damsterdiep 32 gevorderd. De voorzieningenrechter heeft deze vordering wegens het ontbreken van spoedeisend belang afgewezen. Grief 1 richt zich tegen dit oordeel. In grief 2 betoogt Knaap-de Boer dat de belangenafweging in haar voordeel moet uitvallen. Het procesbelang zijdens Knaap-de Boer 4. Als meest verstrekkende verweer voert Jansen aan dat Knaap-de Boer in het geheel geen vordering toekomt en dat slechts de huurder, in dit geval Boekholt, en niet de verhuurder kan ageren tegen krakers en kan vorderen dat aan het kraken een einde wordt gemaakt. 5. Het hof volgt Jansen niet in dit verweer. Knaap-de Boer heeft als mede-eigenares en vruchtgebruikster er belang bij dat haar rechten niet door derden onbevoegd worden aangetast. Zij heeft voorts een verklaring overgelegd van haar verzekeraar Nationale Onderlinge d.d. 16 juni 2006, welke inhoudt dat deze de dekking voor onder meer brandschade aan Damsterdiep 32 opschort zolang Damsterdiep 32 is gekraakt. Hierin ligt voldoende procesbelang voor Knaap-de Boer om in haar vordering tot ontruiming te worden ontvangen, zelfs als, gelijk Jansen geheel ongemotiveerd betoogt, (wellicht) genoemde verzekeraar onder andere voorwaarden of een andere verzekeraar Damsterdiep 32 in gekraakte toestand wel zou willen verzekeren. Het hof ziet niet in, gelijk Jansen stelt, dat deze verzekering – die juist het eigenaarsbelang dekt – uitsluitend een zaak van huurder Boekholt zou zijn. Het spoedeisend belang 6. Het hof oordeelt de opschorting van de dekking door verzekering d.d. 16 juni 2006 tevens als een voldoende spoedeisend belang voor Knaap-de Boer. Hetgeen Knaap-de Boer verder als spoedeisend belang naar voren heeft gebracht – de in het geheel niet onderbouwde stelling dat de gemeente Groningen haar zou willen sommeren om het bestemmingsplan te handhaven en een kort sommatiebriefje van Boekholt dat deze vrij over het gehuurde wil beschikken (terwijl deze gedurende de eerste jaren dat zij huurder was het pand nooit conform het huurcontract in gebruik heeft genomen) – behoeft geen verdere behandeling. Hoewel Jansen moet worden toegegeven dat Knaap-de Boer voortvarender had kunnen procederen, deelt het hof niet zijn standpunt dat Knaap-de Boer zodanig heeft getalmd met het instellen van haar vordering, dat om die reden geen spoedeisend belang aanwezig kan worden geacht. Tussen het moment van kraken en haar laatste proceshandeling in appel zijn (slechts) zeven maanden verstreken. 7. Grief 1 slaagt. De belangenafweging 8. Nu het hof, anders dan de voorzieningenrechter in eerste aanleg, heeft aangenomen dat Knaap-de Boer thans een spoedeisend belang bij haar vordering heeft, dient het hof alsnog haar belang bij ontruiming te wegen tegen het belang van de krakers. 9.1. Jansen voert daartoe slechts aan dat het pand meer dan een jaar leegstond. Het hof overweegt dat deze ‘leegstandstermijn’ van belang is bij de beoordeling of sprake is van een strafbaar feit. Artikel 429sexies van het Wetboek van Strafrecht bepaalt kort gezegd dat het daar gegeven gebod om een gekraakt gebouw op vordering van de rechthebbende aanstonds te ontruimen op strafbedreiging van maximaal vier maanden hechtenis of een geldboete van maximaal € 6700, niet geldt als het pand langer dan 12 maanden voor het moment van kraken leegstond. 9.2. Dat het niet-ontruimen bij meer dan één jaar leegstand niet strafbaar is, maakt geenszins dat het kraken van een dergelijk pand daarmee rechtmatig is tegenover de rechthebbende op dat pand. Jansen heeft geen ander belang naar voren gebracht dat zou moeten prevaleren boven het belang van Knaap-de Boer om de inbreuk op haar rechten van (mede) eigenares en vruchtgebruikster en de reden tot opschorting van haar verzekering te doen beëindigen. Daarmee is gegeven dat het belang van Knaap-de Boer het zwaarste weegt. 10. Ook de tweede grief treft doel. De slotsom 11. Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw recht doende, de vordering tot ontruiming alsnog toewijzen, zij het dat het hof aanleiding ziet om de ontruimingstermijn op een week na betekening van dit arrest te stellen. Het hof zal ook de gevorderde, op artikel 557a Rv, derde lid, gebaseerde, executio popularis toewijzen. Het hof ziet evenwel geen grond ook toe te wijzen de mede gevorderde machtiging op Knaap-de Boer om de ontruiming zelf uit te (doen) voeren, desnoods met inroeping van de sterke arm. Deze wijze van ontruiming berust niet op de wet. Artikel 556 lid 1 Rv schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Onverenigbaar met die regel is dat de rechter Knaap-de Boer niettemin zou machtigen om zelf de ontruiming te bewerkstelligen; in zoverre derogeert artikel 556 lid 1 Rv bij ontruimingsbeslissingen aan artikel 3:299 BW. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. 12. Nu Knaap-de Boer eerst in appel haar spoedeisend belang nader heeft omschreven, zal het hof de in eerste aanleg geven proceskostenveroordeling in stand laten. Jansen dient, als de in het ongelijk te stellen partij in hoger beroep, de kosten van die instantie te dragen, voor wat het salaris betreft begroot op 1 procespunt naar tarief II. De beslissing Het gerechtshof: - verleent verstek tegen de geïntimeerden sub 1; - vernietigt het vonnis waarvan beroep behoudens de daarin gegeven beslissingen omtrent verstekverlening en de proceskosten; en opnieuw rechtdoende: - veroordeelt de krakers om, binnen één week na betekening van dit arrest, de gehele onroerende zaak, plaatselijk bekend Damsterdiep 32, met alle zich van hunnentwege daarin bevindende goederen en personen te verlaten en te ontruimen en ter vrije en algehele beschikking van Knaap-de Boer althans Boekholt te stellen, met bepaling dat dit arrest tevens, nadat één week na de betekening aan de krakers is verstreken, gedurende één jaar nadien ten uitvoer kan worden gelegd tegen eenieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich aldaar bevindt of daarbinnen treedt en telkens wanneer zich dat voordoet; - veroordeelt de krakers hoofdelijk, des dat de één betalende de ander in zoverre zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Knaap-de Boer op € 380,87 aan verschotten en € 894 aan salaris voor de procureur; - verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad; - wijst af het meer of anders gevorderde. Commentaar Deze procedure heeft betrekking op een gekraakte bedrijfsruimte. Anders dan de Voorzieningenrechter Groningen 19 mei 2006, die in eerste aanleg geen spoedeisend belang aan de zijde van Knaap-de Boer heeft aangenomen, oordeelt het hof dat het pand moet worden ontruimd, omdat dit spoedeisend belang wel degelijk aanwezig is en vervolgens dat de te verrichten belangenafweging in het voordeel van Knaapde Boer uitvalt. Het hof had allereerst te oordelen over de vraag of de krakers wel in rechte waren verschenen. Weliswaar was een procureur namens hen verschenen, maar desondanks werd er verstek tegen een aantal van hen (namelijk degenen die naamloos procedeerden) verleend. De regeling in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is als volgt. Hoofdregel is dat in een exploot tot oproeping de naam moet worden vermeld van degene voor wie het exploot bestemd is. Op die regel worden enkele uitzonderingen gemaakt. Bijvoorbeeld in art. 53 Rv voor de gezamenlijke erfgenamen en in art. 54 lid 2 Rv voor de onbekende houders van effecten-niet-op-naam. Zo ook in art. 45 lid 3 en art. 61 Rv voor een ontruimingsprocedure met ‘krakers’ als gedaagden. Deze bepalingen zijn op grond van art. 343 Rv ook toepasselijk in hoger beroep. Genoemde bepalingen slaan op de oproeping: de wetgever heeft in de hiervoor genoemde gevallen geoordeeld dat het voeren van een procedure er niet op mag afketsen dat eiser niet beschikt over de persoonsgegevens als bedoeld in art. 45 lid 1 sub d Rv: de naam en het adres van degene voor wie het exploot bestemd is, bijvoorbeeld omdat die dat verborgen houdt. Illustratief is hetgeen Hof Amsterdam 8 maart 2007 (Kuypers/ Gemeente Amsterdam) overwoog: In artikel 45 lid 3 jo. artikel 61 Rv is een uitzondering gemaakt op het vereiste van vermelding van de naam en de woonplaats van degene voor wie het exploot is bestemd, in die zin dat diegenen die in een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan verblijven anoniem kunnen worden gedagvaard indien het exploot een vordering tot ontruiming van een gebouwde onroerende zaak betreft. Een dergelijke uitzondering moet restrictief worden uitgelegd. De bepalingen zijn in de wet opgenomen bij de invoering van de Leegstandwet, als reactie op het verschijnsel van het kraken van gebouwen in verband met de heersende woningnood in met name de grote steden en de juridische complicaties die daaruit voortvloeiden. Anders dan de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis heeft overwogen, is het hof daarom van oordeel dat artikel 61 Rv geen toepassing vindt bij de ontruiming van een ongebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan. Dit brengt mee dat de inleidende dagvaarding ten aanzien van de anoniem gedagvaarden nietig is. Iets anders is dat als iemand verweer wil voeren de wetgever er impliciet van uitgaat dat men dan de personalia openbaart, omdat anders niet valt te controleren wie verweer voert en een eventuele belangenafweging bijna ondoenlijk wordt. Maar dat is geen wet van Meden en Perzen. Een uitzonderingsvoorbeeld biedt Pres. Arnhem 17 januari 2000, KG 2000, 46 (Betuwe spoorlijn): ‘Geoordeeld wordt dat de regelen van een goede procesorde er niet aan in de weg staan te aanvaarden dat de gedaagden als anonieme collectiviteit door een procureur verweer kunnen voeren, voorzover deze heeft verklaard zulks namens alle leden van de collectiviteit te doen, zoals hier het geval is. Aan een dergelijke wijze van procederen zijn wel beperkingen verbonden, omdat de rechter dan geen rekening kan houden met individuele omstandigheden van personen die tot de gebruikers van het pand behoren. In zoverre zal dus geen sprake kunnen zijn van een behoorlijke afweging van de respectieve belangen van de partijen.’ (Zie over de uitspraak o.a. A.W. Jongbloed, NTBR 2000, p. 260-262). In het onderhavige geval zag het hof kennelijk geen aanleiding om een met de Arnhemse uitspraak vergelijkbare beslissing te nemen, mogelijk in verband met de problematische belangenafweging. In casu was als eerste inhoudelijke verweer gevoerd dat de eigenaar van het pand geen belang bij de gevorderde ontruiming had en dat de huurder had moeten ageren. Met die stelling maakt het hof korte metten. Niet alleen heeft Knaap-de Boer er, als (mede-)eigenaresse en vruchtgebruikster, belang bij dat haar rechten niet door derden onbevoegd worden aangetast, maar ook blijkt uit een verklaring van de verzekeraar dat de dekking betreffende onder meer brandschade wordt opgeschort zolang het pand is gekraakt. Dat een andere verzekeraar het pand in die omstandigheden mogelijk wel wil verzekeren, is daarbij irrelevant. Zoals vermeld, oordeelt het hof anders dan de Voorzieningenrechter Groningen 19 mei 2006, omdat er, naar het oordeel van het hof, een spoedeisend belang aanwezig is en de belangenafweging in het voordeel van Knaap-de Boer uitvalt. Dat zijn beslissingen waarbij het aankomt op hetgeen over en weer is gesteld en op een beoordeling van de rechter. Van belang kan ook zijn het tijdsverloop tussen eerste aanleg en hoger beroep. Om een voorbeeld te geven: als na een echtscheiding een omgangsregeling tussen de niet met het gezag belaste ouder en een kind is opgelegd, hier niet aan wordt voldaan en vervolgens een veroordeling op verbeurte van een dwangsom volgt, dan staat of valt een hoger beroep ermee wat in de tussentijd is gebeurd. Heeft de tot de omgangsregeling gerechtigde ouder onder toezicht contact met het kind gehad en is dat goed verlopen, dan zal de kans op succes in hoger beroep gering zijn, maar heeft het kind inmiddels slapeloze nachten, etc., dan zijn de kansen veel gunstiger. Ook in huurzaken geldt dit: oordeelde de rechter in eerste aanleg dat er sprake was van overlast, dan is de periode tussen eerste aanleg en hoger beroep cruciaal. Waren er nog steeds klachten dan zal het appèl falen, maar heeft de huurder zijn leven gebeterd, dan wordt wel eens een nieuwe kans gegeven. Hetzelfde geldt in ontruimingszaken: is er inmiddels een sloop- c.q. bouwvergunning verleend en zijn er concrete bouwplannen dan is de positie van de kraker(s) minder goed dan in het geval die plannen nog niet zijn te concretiseren. In het onderhavige geval waren tussen het moment van kraken en Knaap-de Boers laatste proceshandeling in appèl zeven maanden verstreken: het hof overweegt dienaangaande dat, hoewel aan krakers moet worden toegegeven dat Knaap-de Boer voortvarender had kunnen procederen, het hof niet van mening is dat Knaap-de Boer ‘zodanig heeft getalmd met het instellen van haar vordering, dat om die reden geen spoedeisend belang aanwezig kan worden geacht.’. Daarbij moet worden bedacht dat in gevallen als deze vaak eerst wordt geprobeerd tot overeenstemming in der minne te komen, er steeds overleg tussen advocaat en cliënt (en soms andere betrokkenen) moet plaatsvinden en het voeren van procedures in schema’s is gevangen. Slechts in bijzonder dringende gevallen wordt afgeweken van de normale schema’s (die in weken luiden). In casu werd ook als verweer gevoerd dat het pand meer dan een jaar leegstond. Die termijn is van belang bij de beoordeling of sprake is van een strafbaar feit (vgl. art. 429sexies Sr). Terecht wijst het hof erop dat het feit dat het nietontruimen bij meer dan één jaar leegstand niet strafbaar is, nog niet betekent dat het kraken van een dergelijk pand daarmee rechtmatig is tegenover de rechthebbende op dat pand. Omdat namens de krakers geen ander belang naar voren is gebracht dat zou moeten prevaleren boven het belang van Knaap-de Boer om de inbreuk op haar rechten te doen beëindigen, is daarmee min of meer automatisch gegeven dat het belang van Knaap-de Boer het zwaarste weegt. Voorzieningenrechter Leeuwarden 12 februari 2007, LJN AZ 8682 (Van Haren/Personen die verblijven in de onroerende zaak gelegen te Leeuwarden aan de Nieuwestad 134 en 134 boven) moest ook oordelen over de vraag of een gekraakt pand moest worden ontruimd. In dat geval was door eiseres weinig concreet nadeel gesteld. Er werden in de bovenwoning aan handelsvoorraad 13 koffers en dozen met in guldens geprijsde handelswaar (de euro werd op 1 januari 2002 ingevoerd) aangetroffen alsook als inventaris (slechts) een oude stoel en losse houten planken en onderdelen om magazijnstellingen mee in elkaar te zetten. Er bleek niet van een reëel brand- of schaderisico en vaststond slechts dat de verzekeraar de dekking zou kunnen inperken of opschorten. De uitkomst ligt dan voor de hand: afwijzing van de vordering. Maar de kansen kunnen keren als nadien blijkt dat er (toch) een reëel brand- of schaderisico is en de verzekeraar inderdaad de dekking inperkt of opschort.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.