Tijdschrift voor Agrarisch Recht 1982 nr. 7/8

Bedrijfsopvolging van vader op zoon in de landbouw fiscaal bezien

Mr. A.J.M, van Poppel

Het begrip landbouwbedrijf en de landbouwvrijstelling Alvorens in te gaan op de problemen en mogelijkheden, die zich voordoen bij de overdracht van een agrarisch bedrijf in Nederland, lijkt het dienstig in te gaan op het begrip landbouwbedrijf en de landbouwvrijstelling. Artikel 8 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet I.B.) onder letter b zegt het volgende: 'Tot de winst behoren niet voordelen uit landbouwbedrijf terzake van waarde-veranderingen van gronden - daaronder begrepen de ondergrond

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

van gebouwen - behoudens voorzover de waardeverandering in de uitoefening van het bedrijf is ontstaan.' Een uitwerking van het begrip landbouwbedrijf vinden wij niet in de Wet I.B. Een definitie daarvan is te vinden in artikel 18 van het Besluit op de inkomstenbelasting 1941. Dit artikel luidt als volgt: 1. 'Landbouwbedrijf in den zin van dit besluit is elk bedrijf, dat gericht is op het met behulp van natuurkrachten winnen van planten of plantendeelen, dan wel op het fokken, telen of houden van dieren, indien daarbij hoofdzakelijk voort-brengselen van het eigen landbouwbedrijf worden verbruikt, zoals: 1° akkerbouw, tuinbouw, fruitteelt, bloembollenteelt en boomkwekerij; 2° veehouderij, vetweiderij en pluimveehouderij. 2..........(Voor ons thans niet van belang)'. Bij arrest van 5 maart 1969, gepubliceerd in BNB 1969/83, oordeelde de Hoge Raad dat het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op goede gronden had geoordeeld, dat voor de toepassing van artikel 8 letter b van de Wet I.B. alleen dan van een land-bouwbedrijf sprake is, indien wordt voldaan aan de definitie, welke daaraan in arti-kel 18 van het Besluit wordt gegeven. Enige verduidelijking behoeft nog het hiervoor genoemde begrip 'hoofdzakelijk'. Zoals uit de hiervoor vermelde definitie blijkt, is ten aanzien van bijvoorbeeld de rundveehouderij alleen sprake van een landbouwbedrijf indien daarbij 'hoofd-zakelijk voortbrengselen van het eigen landbouwbedrijf worden verbruikt'. De rechtspraak heeft in het verleden uitgemaakt, dat van 'hoofdzakelijk' sprake is, in-dien de waarde van het voer van eigen bedrijf ongeveer 60% vormt van de waarde der voeding van de dieren in zijn totaliteit.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Artikel
Auteurs
Mr. A.J.M, van Poppel
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvAR/6486

Verder in 1982 nr.7/8

 Bedrijfsopvolging in de Belgische landbouw

1. De bedrijfsopvolging is een probleem dat voor ieder familiebedrijf geldt. Het komt er op aan het bedrijf, dat veelal het voornaamste zo niet het enige bestanddeel van het familiepatrimonium uit...

 Het erfrecht volgens het ontwerp-Invoeringswet Boek 4 en het landbouwbedrijf

Op 17 oktober 1981 werd ons geopenbaard het ontwerp van het derde gedeelte van de Invoeringswet Boeken 3-6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. Het ontwerp houdt een wijziging in van he...

 Bedrijfsopvolging in de Nederlandse landbouw civielrechtelijk bezien1

1. Het begrip 'bedrijf' ('onderneming') Het begrip 'bedrijf' is met een civielrechtelijke pen moeilijk te omschrijven. Plaatst men het naast het begrip 'onderneming' dan worden de problemen alleen...

 Bedrijfsopvolging van vader op zoon in de landbouw fiscaal bezien

Het begrip landbouwbedrijf en de landbouwvrijstelling Alvorens in te gaan op de problemen en mogelijkheden, die zich voordoen bij de overdracht van een agrarisch bedrijf in Nederland, lijkt het di...