Woningen en open teelten: afstand houden?
mr. C.W.M. van Alphen*
In de ruimtelijke ordening is het belangrijk om verschillende
bestemmingen zodanig te situeren dat er een zeker afstand
ontstaat tussen ‘gevoelige’ bestemmingen, zoals woningen
en kantoren, en ‘hinderlijke’ bestemmingen, zoals
industrie en veehouderijen.1 Vormen van zonering dienen
om een goed woon- en leefklimaat zeker te stellen. In dit
artikel staat de vraag voorop of ook tussen ‘open teelten’
enerzijds en woningen anderzijds een bepaalde afstand in
acht moet worden genomen. Met het begrip ‘open teelt’
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
wordt gedoeld op het telen van gewassen in de open lucht.2
Het gaat dan voornamelijk om akkerbouw (bijv. aardappelteelt),
de volle grondsgroenteteelt, de teelt van bloembollen
en bloemen, boomkwekerij en fruitteelt. Het belangrijkste
hinderaspect van deze teelten is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Het in acht nemen van een zone heeft
altijd twee kanten, de zogenaamde dubbele of omgekeerde
werking. Bij de planning van een gevoelige bestemming,
bijvoorbeeld een nieuwe woonwijk, zal rekening moeten
worden gehouden met de aanwezigheid van hinderlijke bestemmingen.
Omgekeerd zal bij de planning van een hinderlijke
bestemming rekening moeten worden gehouden
met aanwezige gevoelige bestemmingen. Voorbeeld: men
zal geen woonwijk naast een snelweg projecteren en omgekeerd
geen snelweg door een woonwijk aanleggen.
Een bekend voorbeeld van zonering buiten de landbouw – en
daarom hier verder niet te bespreken – is de Wet geluidhinder,
met geluidszones rond wegen en industrieterreinen. Het
bekendste voorbeeld binnen de landbouw is de geurhinder,
waarvoor uitvoerige regels zijn opgesteld. Een ander voorbeeld
is de Brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’. Deze
twee vormen van zonering hebben betrekking op (landbouw)
inrichtingen, waarbij de vraag opkomt of op basis van
de Wet milieubeheer ook eisen kunnen worden gesteld aan
activiteiten die buiten een inrichting plaatsvinden (par. 2).
Aan open teelten worden wel eisen gesteld als het gaat om de
afstand tot waterlopen, in de vorm van zgn. teeltvrije zones.
Daaraan wordt aandacht besteed in par. 3. Over de afstand
tussen open teelten en woningen gaan dan de volgende paragrafen.
Eerst wordt de bestrijdingsmiddelenregelgeving en
vervolgens het bestemmingsplan in beschouwing genomen
om na te gaan of daar zoneringsregels uit voortvloeien (par.
4). In paragraaf 5 komen dan de afzonderlijke teelten aan de
orde. Afgesloten wordt met een korte beschouwing over
schadevergoeding (par. 6) en een conclusie (par. 7).
De ruimtelijke ordening en het milieubeheer vormen in beginsel
verschillende op zichzelf staande toetsingskaders, die
via vormen van zonering bij elkaar komen. Een op grond
van de milieuwetgeving in acht te nemen afstand is immers
in beginsel de afstand die ook in ruimtelijke plannen heeft
te gelden. De toenadering tussen ruimtelijke ordening en
milieu is echter ook anderszins te onderkennen: op grond
van art. 8.10, lid 3 van de Wet milieubeheer kan een milieuvergunning
worden geweigerd wegens strijd met het geldende
bestemmingsplan dan wel een andere planologische
maatregel.3 Thans is nog niet geheel duidelijk waartoe deze
bepaling precies strekt en ik volsta dan ook met verwijzing
naar de discussie daarover.4
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.