Tijdschrift voor Financieel Recht 2004 nr. 5

Uitspraak klachtencommissie DSI, nr. 04-9

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius

De belegger, een 72-jarige gepensioneerde onderwijzer, stelde op basis van onjuiste voorlichting van een tussenpersoon een effectenlease-overeenkomst met (de rechtsvoorganger van) de instelling te zijn aangegaan. De overeenkomst heeft een looptijd van 20 jaar en kan na vijf jaar op 4 september 2005 boetevrij worden beëindigd. Daarnaast had de belegger een bedrag in depot gegeven aan de instelling waarvoor participaties in een aandelenfonds van de instelling zijn aangekocht. Leasetermijnen ad. 7 726,- per maand worden voldaan

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

door maandelijkse verkoop van participaties. De belegger stelde alleen over een uitkering van zijn levensverzekering van circa 7 36.300,- te beschikken. De belegger was van mening dat de tussenpersoon en de instelling hem onvoldoende inzicht hebben verschaft in de werking van de effectenleaseconstructie met beleggingsdepot. De belegger meent dat de instelling voor de handelingen van de tussenpersoon aansprakelijk is. De commissie overwoog dat de instelling is opgetreden als effectenbemiddelaar en uit dien hoofde een bijzondere zorgplicht heeft als professionele en bij uitstek deskundig te achten dienstverlener. De instelling diende op een adequate voorlichting toe te zien, ook al werd het product via een tussenpersoon op de markt gebracht. De instelling werd niet aansprakelijk gehouden voor het handelen of nalaten van deze tussenpersoon. Het voorlichtingsmateriaal van de instelling wordt niet misleidend geacht en de belegger is daardoor niet misleid of in dwaling gebracht. Onder toepassing van de zorgvuldigheidseisen voor een effectenbemiddelaar oordeelde de commissie dat de instelling haar zorgplicht heeft geschonden door zich niet rekenschap te geven van de geenszins denkbeeldige kans dat zich ook langdurige koersdalingen zouden voordoen. De instelling had haar zorgplicht geschonden door zich in de onmogelijkheid te brengen om na te gaan of in individuele gevallen, kort gezegd, het product wellicht niet bij de belegger zou passen. De instelling had een voorziening moeten treffen om ervoor te zorgen dat de voldoening van de restschuld ook bij langdurige koersdalingen verzekerd was. De instelling is aansprakelijk voor een eventuele restschuld zijnde het verschil tussen het bedrag waarvoor ter uitvoering van de overeenkomst aandelen zijn aangekocht en het bedrag dat die aandelen bij het beëindigen hebben opgebracht. Naar redelijkheid en billijkheid is de aan de instelling toe te rekenen schade gelijk aan het verlies dat klager bij beëindiging van de overeenkomst op de aandelen zal lijden verminderd met 20 procent van de aankoopwaarde van de aandelen (i.c. 20 % van 7 68.084 is 7 13.617,-). Het advies tot het aanhouden van een beleggingsdepot en het daaruit voldoen van de maandtermijnen is naar het oordeel van de commissie niet een advies dat door een redelijk bekwaam en redelijk handelend effectenadviseur had mogen worden verstrekt. De instelling dient de schade, te weten het verschil tussen de leasetermijnen die hadden kunnen worden voldaan met de inleg en de daadwerkelijk voldane leasetermijnen vermeerderd met de opbrengst van de tussentijdse liquidatie van het depot, te vergoeden, echter alleen indien klager gebruikt maakt van de contractuele mogelijkheid de overeenkomst op 4 september 2005 te beëindigen. De Commissie gaat ervan uit dat klager stilzwijgend van deze mogelijkheid gebruik maakt en het aan klager is om de instelling erop te wijzen indien hij de overeenkomst wenst voort te zetten. De hierboven weergegeven uitspraak, waartegen de instelling beroep heeft aangetekend, maakt deel uit van een aantal op dezelfde datum gewezen uitspraken over effectenlease. Deze uitspraken hebben grosso modo dezelfde inhoud als de hierboven samengevatte uitspraak, met dien verstande dat in de andere uitspraken geen depotconstructie aan de orde was. Het gaat om de uitspraken met nrs. 04-08 en 04-11 tot en met 04-17.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Klachtencommissie DSI
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
klacht over verkoop effectenlease product; rol tussenpersoon
Bron
www.stichting-dsi.nl, nr. 04-9
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/952

Verder in 2004 nr.5

 Prudentieel toezicht, best belangrijk!

De tweede fase van de herziening van het toezicht op de financiële sector is in volle gang. In deze fase wordt de bestaande sectorale toezichtwetgeving aangepast aan het functionele toezichtmode...

 De Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. inzake solvabiliteit bij securitisatie

Op 30 maart 2004 heeft De Nederlandsche Bank N.V. (‘DNB’) de Regeling inzake solvabiliteit bij securitisatie gepubliceerd (de ‘Regeling’).1 De Regeling is gebaseerd op artikel 20 lid 1 van de We...

 Collectieve afwikkeling van massaschade

Naar verwachting zal er over niet al te lange tijd een wettelijke regeling worden ingevoerd om de afwikkeling van massaschades te vereenvoudigen. Deze regeling zal ook voor het aansprakelijkheid...

 Rondom het nieuws; Herstructurering Financieel Expertisecentrum (‘FEC’)

Bij brief van 30 maart 20041 heeft de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer laten weten dat per 15 maart 2004 het FEC is geherstructureerd. De nieuwe structuur, waarop hieronder nader wordt...