Onduidelijkheid blijft voor hosters
Joran Spauwen*
Annotatie bij Rechtbank Den Haag 21 augustus 2012 (Altushost)
Sinds Lycos/Pessers1 weten we dat internet tussenpersonen onder bepaalde omstandigheden een verantwoordelijkheid dragen voor het handelen van hun klanten op grond van 6:162 BW.2 De laatste tijd ontdekken rechthebbenden steeds vaker de tegen tussenpersonen gerichte streng geformuleerde verbodsrechten in de specifieke I.E.-wetten die zijn gebaseerd op de Handhavingsrichtlijn uit 2004.3 Deze ontwikkeling begon bij het auteursrecht4 en lijkt nu ook in het merkenrecht navolging te krijgen. In
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
de hier gepubliceerde uitspraak volgt de rechtbank Den Haag namelijk niet het toetsingskader van de onrechtmatige daad, maar verbiedt de tussenpersoon in kwestie meerdere websites van gedaagde te hosten op grond van art. 2.22 lid 6 BVIE. Het is niet de eerste keer dat dit verbodsrecht tegen internet tussenpersonen wordt aangewend.5 Het is echter wel één van de eerste keren dat een beroep op art. 2.22 lid 6 BVIE in kort geding succesvol is.
De internet tussenpersoon die in de onderhavige uitspraak onder vuur ligt is AltusHost, althans een Zweedse en een Belizaanse vennootschap varend onder deze naam. AltusHost is door een groep van 11 luxe horlogemakers aangesproken op het feit dat op haar servers websites worden gehost waar nephorloge’s c.q. replica’s worden verkocht. De horlogemakers vorderen een verbod op het hosten van deze websites en doen hiervoor een beroep op art. 2.22 lid 6 BVIE. De rechtbank wijst dit verbod toe. Hoewel de uitspraak op zichzelf niet verbazingwekkend is, bevat deze wel een aantal opmerkelijke overwegingen.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.