De gebrekenregeling: invloed van de planologie. Het huur- en pachtrecht vergeleken
mr. M.J.H. van Baalen*
1. Verhouding huurrecht / pachtrecht
Wanneer planologische regelgeving het door verpachter en pachter overeengekomen gebruik niet toestaat, kan dat kwalificeren als een gebrek aan het pachtobject. In dat geval is het niet uitgesloten dat de pachter uit hoofde van wanprestatie de overeenkomst kan ontbinden en/of schadevergoeding kan vorderen.
Omdat de wetgever ter zake van verschillende onderdelen van het pachtrecht inhoudelijk aansluiting heeft gezocht bij het huurrecht,1 kan huurgerelateerde rechtspraak doorwerken in het pachtrecht. Huurgerelateerde arresten met
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
de gebrekenregeling van art. 7:204 e.v. BW als onderwerp kunnen de uitleg van de gebrekenregeling in de pachttitel beïnvloeden (art. 7:337 e.v. BW).
Pacht is geen huur,2 maar wel daarmee vergelijkbaar. Al bij de totstandkoming van de Pachtwet (Pw) in 1958 bestond het voornemen de pacht op den duur in het BW op te nemen en het voorontwerp van het BW (1972) bevatte pachtrecht dat nauw verwant was aan het huurrecht.3 Bij de invoering van titel 7.5 is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij titel 7.4.4 Een gevolg hiervan is dat met name de huidige gebrekenregeling afwijkt van de gebrekenregeling zoals de Pachtwet die kende.
Voor een goed begrip van de gebrekenregeling volgt hier de tekst van art. 7:204 BW:
‘1. De verhuurder heeft met betrekking tot gebreken van de zaak de in deze afdeling omschreven verplichtingen. 2. Een gebrek is een staat of eigenschap van de zaak of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft. 3. Een feitelijke stoornis door derden zonder bewering van recht als bedoeld in artikel 211 en een bewering van recht zonder feitelijke stoornis zijn geen gebreken in de zin van lid 2.’
Art. 7:337 is mutatis mutandis gelijkluidend.
In paragraaf 2 volgt een behandeling van recente huurarresten. De achterliggende (feitelijke) problematiek van de arresten is vergelijkbaar, maar de beoordeling daarvan verschilt omdat de bij de huurovereenkomsten betrokken partijen andere afspraken hadden gemaakt. In paragraaf 3 wordt bezien of en, zo ja, in hoeverre deze arresten relevant zijn voor het pachtrecht.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.