Toegang tot het karteldossier na Pfleiderer: een balans van fundamentele EU-rechten
M. Nielen LL.M.*
Het dossier van de Autoriteit Consument en Markt in kartelonderzoeken
bevat documenten om een overtreding van het
kartelverbod te bewijzen. De vraag is of de informatie in het
dossier als bewijs kan worden verkregen door gedupeerde
consumenten en ondernemingen ter ondersteuning van een
schadevergoedingsactie naar aanleiding van het kartel. Tegenover
het belang van toegang tot bewijs staat het belang
van vertrouwelijkheid van documenten als clementiemateriaal.
Uit het arrest van het Hof van Justitie in Pfleiderer
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
tegen
Bundeskartellamt (2011) volgt dat nationale rechters op basis
van het eigen recht per geval een afweging dienen te maken
van ‘toegang versus vertrouwelijkheid’ van clementiemateriaal,
daarbij rekening houdend met het relevante
EU-recht. De zaken na Pfleiderer verbreden de institutionele
context waarin deze afweging plaatsvindt. Toegang
werd niet alleen gevraagd tot het dossier van een mededingingsautoriteit,
maar ook tot dossierstukken van de Europese
Commissie in handen van de civiele wederpartij en tot
het dossier van de kartelrechter. Beargumenteerd wordt dat
lidstaten bij deze afweging gebonden zijn aan het recht op
een eerlijke procedure en het recht op toegang tot de rechter
op grond van art. 101 VWEU jo. art. 47 Handvest van de
Grondrechten en art. 6 EVRM.
Van de Nederlandse ‘routes’ voor toegang tot het karteldossier
lijkt de WOB het minst geschikte kader voor de Pfleiderer
afweging. De WOB is gebaseerd op democratische openbaarheid
en niet op individuele belangen van toegang tot
bewijs en toegang tot de rechter. Bij gebrek aan belanghebbendheid
in de mededingingsprocedure, lijken individuele
gedupeerden aangewezen op het civiele inzagerecht. Het kader
van art. 843a Rv biedt de rechter ruimte voor toetsingsvragen
als: dienen de gevraagde documenten het bewijs van
de gedupeerde? Kan hetzelfde bewijs in een minder vertrouwelijk
document worden gevonden? Verzetten overwegingen
van een eerlijke procedure zich tegen inzage?
Het dossier van de Autoriteit Consument en Markt (ACM)
in kartelonderzoeken bevat documenten om een overtreding
van het kartelverbod te bewijzen. Het dossier is gericht op
de publieke handhaving van het kartelverbod uit art. 6 Mededingingswet
(Mw) en art. 101 Werkingsverdrag (VWEU).
Uit de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie (het
Hof) volgt dat consumenten en ondernemingen die contractuele
of buitencontractuele schade hebben geleden als gevolg
van een kartel, recht hebben op volledige vergoeding
daarvan. Private handhaving dient volgens het Hof, naast opsporing
door mededingingsautoriteiten, de doeltreffendheid
van art. 101 VWEU.1
Bij gebrek aan harmonisatie vinden schadevergoedingsacties
plaats volgens de vereisten van het toepasselijke nationale
recht en de procedure van de bevoegde rechter.2 Gedupeerden
kunnen stuiten op een bewijstekort over de precieze
omvang van de schade die geleden is als gevolg van het kartel
(en niet door andere oorzaken). De vraag in dit artikel is
of het dossier van een mededingingsautoriteit de zaak van
de gedupeerde kan ondersteunen, en, zo ja, of toegang tot
het dossier wenselijk is gelet op de vertrouwelijke aard van
veel documenten.
Een voorbeeld van vertrouwelijke dossierstukken zijn documenten
overgelegd in het kader van clementieregelingen. De
EU kent geen geharmoniseerd clementieprogramma. De leden
van het Europese Netwerk van Mededingingsautoriteiten
(de ‘ECN’), namelijk de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten,
stellen ieder hun eigen voorwaarden
waaronder kartels opgebiecht kunnen worden in ruil voor
boetevermindering of zelfs immuniteit.3 Onderdeel van het
clementiemateriaal zijn mondelinge of schriftelijke ondernemingsverklaringen.
Deze worden ten behoeve van het dossier
van de mededingingsautoriteit geproduceerd. Ook bevat
het reeds bestaande feitelijke documenten over het kartelgedrag
en bedrijfsvertrouwelijke gegevens. Hiermee is clementiemateriaal
vaak cruciaal om de gaten in het bewijs
voor een overtreding te dichten.4 De vraag is echter of het
ook de vordering van een gedupeerde ondersteunt. Als dit
het geval is, mag de ACM dan toegang tot clementiemateriaal
weigeren met een beroep op het vertrouwelijke karakter
ervan?
Dit artikel bespreekt de Europeesrechtelijke context van de
afweging die gemaakt moet worden bij de vraag van wel
of geen toegang tot het dossier door gedupeerden. Ten eerste
beschrijf ik de ontwikkeling van dit debat na het arrest
van het Hof in Pfleiderer tegen Bundeskartellamt. Ten tweede
onderzoek ik welke procedurele waarborgen uit de EUverdragen
en het Handvest van de Grondrechten de lidstaten
in acht moeten nemen in de afweging van toegang tegenover
vertrouwelijkheid. Ten derde bespreek ik de routes in
het Nederlandse recht voor toegang tot het dossier. Ik sluit
af met de vraag of deze voldoende kader bieden voor een afweging
van het relevante EU-recht.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.