Tijdschrift voor Financieel Recht 2001 nr. 2

Rila Vermogensbeheer / Mol

mr. F.M.A. ' t Hart

De heer Mol sloot in oktober 1996 een overeenkomst tot vermogensbeheer af met Rila Vermogensbeheer die haar beursorders via IMG Holland liet uitvoeren. Mol gaf Rila in concreto opdracht om f 1,6 miljoen te beheren en in- strueerde Rila in een brief van 26 oktober 1996 als volgt: 'Ik wens een gedegen maar actief vermogensbeheer op grond van goede informatie en studie. Ik wil dus geen onbezonnen speculaties. Nu heeft beleggen natuurlijk al- tijd een zekere

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

vorm van speculatie in zich omdat je nu een- maal belegt op basis van verwachtingen. Die verwachtin- gen moeten echter gebaseerd zijn op realiteit, informatie en studie. Dus geen speculatie i n allerlei dubieuze fond- sen o f constructies. Onder actief vermogensbeheer versta ik een alert reageren op de marktbewegingen zo nodig verkeerd ingenomen posities snel terugdraaien c.q. keren. De derivaten mogen uitsluitend gebruikt worden ter ondersteuning o f ter afscherming van de ingenomen posities doch nimmer voor speculatieve doeleinden. " Hoewel Rila ontkent deze brief te hebben ontvangen, er- kent zij de inhoud van deze brief zodat voor de rechtbank vaststaat dat tussen partijen bovenstaand beleggingspro- fiel was overeengekomen. Voorts waren partijen overeen- gekomen dat Rila recht zou hebben op een beheersver- goeding van 10% over de gerealiseerde winst. Op 30 juni 1997 bedroeg het door Rila voor Mol beheerde vermogen inmiddels f 1,67 miljoen hetgeen betekent dat Rila aan- spraak zou kunnen maken op een vergoeding van f 6.850,-. Aan de overeenkomst tot vermogensbeheer is op 25 augustus 1997 een (formeel) einde gekomen omdat IMG met ingang van 1 juli 1997 geweigerd heeft door Rila opgegeven orders uit te voeren. Daarop heeft Mol recht- streeks zijn orders bij IMG geplaatst. De reden van IMG om orders van Rila te weigeren was gelegen in het feit dat Rila niet beschikte over de vereiste Wte-vergunning. Rila stelt zich echter op het standpunt dat zij niet vergun- ningsplichtig is omdat naar haar mening sprake is van een driepartijenovereenkomst, waarbij Rila Mol slechts adviseerde aangaande de beleggingen terwijl IMG aange- merkt zou moeten worden als de vermogensbeheerder. De rechtbank oordeelt dat geen andere conclusie getrok- ken kan worden dan dat in de verhoudingen tussen partij- en Rila feitelijk bepaalde hoe het door Mol voor belegging ter beschikking gestelde vermogen zou worden belegd, waarbij Rila niet alleen adviseerde maar ook zelfstandig beslissingen nam. Daaraan doet niet af, dat IMG bij het uitvoeren van de transacties wellicht had kunnen ingrij- pen. Ook is niet gebleken - zoals Rila stelde - dat IMG enige invloed heeft uitgeoefend op het beleggingsbeleid. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat Rila in haar relatie tot Mol aangemerkt moet worden als een vermogensbeheerder als bedoeld in arti- kel 1 sub c Wte 1995. Vervolgens overweegt de rechtbank dat uit niets is gebleken dat Rila het voorschrift van arti- kel 25 Bte 1995 heeft nageleefd. Dit brengt de rechtbank tot de vraag of de door Rila met Mol gesloten overeen- komst niet moet worden aangemerkt als een met de wet strijdige en nietige overeenkomst. Daarbij merkt de recht- bank op dat, gelet op de strekking van deze bepaling, aangenomen moet worden dat deze niet uitsluitend strekt ter bescherming van beleggers als Mol, maar dat het zon- der vergunning opereren als vermogensbeheerder door de wetgever geacht werd strijdig te zijn met het algemeen belang. Aldus zou sprake zijn van een nietige overeenkomst waardoor aan Rila geen vorderingsrecht zou toekomen. De rechtbank verwijst de zaak terug naar de rol teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich over deze kwes- tie nader uit te laten. Verder acht de rechtbank het wense- lijk dat partijen zich eveneens uitlaten over de gevolgen van een eventuele nietigheid van de door Rila en Mol ge- sloten overeenkomst voor zover dat de onderhavige door Mol tegen Rila ingestelde vordering betreft.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Rechtbank Rotterdam
Auteurs
mr. F.M.A. ' t Hart
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Bron
JOR 2000/221
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/1126

Verder in 2001 nr.2

 OTC-derivaten; Van ISDA Master Agreement naar Algemene Bepalingen Derivatentransacties ABN AMRO

De tijd waarin financiële derivaten1 werden gezien als in- gewikkelde, speculatieve producten die uitsluitend ge- schikt zijn voor professionele marktpartijen, is definitief voorbij. Tegenwoordi...

 Chinese Walls

'De Chinese Muur is eigenlijk een serie muren die ge- bouwd en verbouwd is door verschillende dynastieën in een periode van meer dan duizend jaren. '' In het effectenrecht is de laatste jaren oo...

 Actualiteiten

Day Trading Centra en de Wet toezicht ef- fectenverkeer 1995 Day Trading Centra zijn centra die aan daghandelaren tegen vergoeding faciliteiten aanbieden voor daghan- del in effecten. Indien...

 Reglementswijzigingen Euronext Amsterdam

Hieronder worden de belangrijkste recente wijzigingen in de reglementen van Euronext Amsterdam N.V. kort weergegeven. Daarnaast wordt een aantal be- langrijke Euronext Mededelingen besproken. Voo...