Voorwoord
Michelle de Rijke Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.De STROOM is niet meer te stuiten. Het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en levering van elektriciteit en gas, het voornaamste onderdeel van de wetgevingsagenda STROOM (Elektriciteits- en gaswet), is begin mei 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd. In het wetsvoorstel wordt de wetgeving voor elektriciteit en gas geïntegreerd. Gelet op de beoogde datum van inwerkingtreding van 1 januari 2016 is een spoedige parlementaire behandeling vereist. Alle reden om in deze NTE-special stil te staan bij de belangrijkste onderwerpen uit het wetsvoorstel. Mr. Jan van Beuningen, voormalig projectleider STROOM bij het Ministerie van Economische Zaken, presenteert de wetgevingsagenda STROOM als vehikel voor de energietransitie. Mede in dat licht is het een wetsvoorstel op hoofdlijnen, dat ruimte biedt voor innovatie en voor het geleidelijk overlaten van verantwoordelijkheden aan de sector. Of het wetsvoorstel de energietransitie in alle opzichten in voldoende mate ondersteunt wordt in twijfel getrokken door mr. Iman Brinkman. Hij constateert dat de voorwaarden die de Elektriciteits- en gaswet verbindt aan de leveringsvergunning door initiatiefnemers van duurzame energieprojecten als knellend worden ervaren. Hij pleit dan ook voor de introductie van een leveringsvergunning light. Ook mr. Sam Nierop ervaart beperkingen van het wetsvoorstel bij de gewenste transitie, waar het gaat om de ruimte voor private partijen om zelf energienetwerken aan te leggen en te exploiteren. Deze partijen zijn voor de aanleg van netwerken voor decentrale duurzame energieprojecten aangewezen op het Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking, dat in het kader van STROOM zal worden opgenomen in het Besluit Elektriciteits- en Gaswet en dat een zeer beperkte reikwijdte heeft. Mrs. Joris Gazendam en Hannah Muller en prof. mr. Martha Roggenkamp nemen het stopcontact op zee onder de loep, eveneens een belangrijk onderdeel van de transitie. In het wetsvoorstel krijgt TenneT de verantwoordelijkheid voor het net op zee waarop de windparken moeten worden aangesloten. Bij de wijze waarop dit instrument wordt ingezet plaatsen de auteurs een aantal kanttekeningen. Waar het uitgangspunt van integratie van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in het wetsvoorstel beleidsneutraal is, geldt dat voor twee onderwerpen nadrukkelijk niet: de wettelijke taken van de systeembeheerder en de toegestane activiteiten van het infrastructuurbedrijf als ook de tariefregulering. Mr. Jan Erik Janssen ontwaart een voortschrijdend inzicht in de visie van de opeenvolgende ministers van Economische Zaken op het infrastructuurbedrijf. Voorheen hadden zij veel oog voor synergiën in de infrastructuurgroep. Het wetsvoorstel bevat een limitatieve opsomming van activiteiten die het infrastructuurbedrijf mag verrichten en is erop gericht de risico's voor de systeembeheerder te beperken en de onafhankelijkheid van het systeembeheer zoveel als mogelijk te beschermen. Mr. Arjan Kleinhout beschrijft op welke punten de regulering van de tarieven van netbeheerders overzichtelijker is geworden en is verbeterd. Hij uit daarbij wel zijn zorgen over het tempo waarmee het wetsvoorstel tot stand is gekomen, nu dit mogelijk ten koste gaat van de nauwkeurigheid die een wetgevingsoperatie als deze vereist. Bovenstaande bijdragen zijn in de zomerperiode tot stand gekomen. Inmiddels is op 28 augustus jl. de nota naar aanleiding van het verslag gepubliceerd. Daarin heeft de minister bevestigd dat wordt vastgehouden aan het ingezette tempo, wat vooral voor de voortgang van de geplande tender voor windenergie op zee van groot belang is. Op de vraag vanuit de Tweede Kamer welke acties worden ondernomen indien inwerkingtreding per 1 januari 2016 niet wordt gehaald, gaf de minister geen concreet antwoord. Hij onderkent dat als het wetsvoorstel niet tijdig in werking treedt dit problematisch is voor de tender, omdat partijen dan niet weten waar ze op moeten rekenen bij het indienen van een voorstel. De minister volstaat nu met de opmerking dat als van tijdige inwerkingtreding geen sprake zal zijn, de gevolgen voor de tender en het uitrolpad van windenergie op zee zullen moeten worden bezien. Als de beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2016 gehaald wordt zijn we er overigens nog niet: de aanpassingen van de Elektriciteits- en gaswet ten aanzien van consumenten en levering komen in een volgend wetsvoorstel aan bod. Het streven is dat dit wetsvoorstel begin 2017 wordt ingediend bij de Tweede Kamer.