Voorwoord
mr. E.Z. Perez Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.De maanden voor de zomer hebben in Europa, en dus ook in ons land, qua actualiteit vooral in het teken gestaan van het referendum dat in het Verenigd Koninkrijk op 23 juni jl. werd gehouden, en dat uiteindelijk resulteerde in de beslissing tot een daadwerkelijke Brexit. Welke gevolgen deze uitkomst voor Nederland en Nederlandse ondernemingen zal hebben, zal in de komende jaren moeten blijken. Dat juristen zich in het Verenigd Koninkrijk en Nederland moeten opmaken voor het nodige extra werk op het gebied van onder meer het handelsrecht, ondernemingsrecht en financieel recht lijdt echter geen twijfel.
Het sanctierecht, strafrechtelijk en bestuursrechtelijk, ligt niet direct binnen de actieradius van de Brexit. En toch, ook op dit vlak zal de Brexit ongetwijfeld haar gevolgen doen voelen. Eén van de belangrijke argumenten van de Britten in het pro EU-kamp was dan ook dat de inwoners van het Verenigd Koninkrijk binnen de kaders van de EU veiliger zouden zijn, beter beschermd tegen terrorisme en andere internationale criminaliteit, dan wanneer zij de EU zouden verlaten. Of de veiligheid in het Verenigd Koninkrijk in de toekomst daadwerkelijk zal afnemen kan worden gemeten; of een eventuele vermindering van de veiligheid dan het gevolg is van de Brexit laat zich een stuk lastiger bepalen. De voorstemmers van de Brexit hebben zich door het vooruitzicht van een mogelijk verminderde veiligheid in elk geval niet laten weerhouden. Zij hebben in plaats daarvan gekozen voor (wat zij zien als) een grotere mate van soevereiniteit.
Dat de mate waarin wordt vastgehouden aan het soevereiniteitsbeginsel invloed kan hebben op de mogelijke reikwijdte van toezicht- en opsporingsbevoegdheden, komt aan bod in de bijdrage van Nuijten aan dit nummer, getiteld ‘Internationaal toezicht’. Het toont dat er een blijvende, en naar mijn mening gezonde, spanning bestaat tussen (wat ik samenvat als) vrijheid in de zin van soevereiniteit en vrijheid in de zin van veiligheid. Gezonde spanning, omdat deze beide vrijheden het evenzeer waard zijn te verdedigen, en de beste uitkomst naar mijn mening niet in de uitersten is te vinden.
Direct naar het Verenigd Koninkrijk worden wij geleid door Vytopil en Butijn, met hun bespreking van de UK Modern Slavery Act 2015. Deze recent in werking getreden wet kan ook van toepassing zijn op Nederlandse bedrijven, wanneer zij zaken doen in het Verenigd Koninkrijk. Het is onder meer de wens tot vergroting van transparantie in de handelsketen die ten grondslag ligt aan deze wetgeving; of de Brexit daarop een negatieve invloed zal hebben lijkt mij niet ondenkbaar, maar is wederom iets dat zal moeten blijken.
Van Es en Kraaijeveld schrijven over de omzetgerelateerde boete in het financieel recht en stellen zich de vraag hoe die zich in de praktijk verder zal gaan ontwikkelen. Indien minister Dijsselbloem gelijk krijgt, en banken de Londense city daadwerkelijk gaan verruilen voor Amsterdam, is één ding zeker: AFM en DNB zullen het dan ongetwijfeld nog een stuk drukker krijgen!
Met deze bijdragen en met – last but certainly not least, om in Britse sferen te blijven – de analyse en bespiegelingen van Hartmann en Kroes over opzet in economische strafzaken, waarmee zij een aanzet doen tot nadere meningsvorming over dit weerbarstige onderwerp in het strafrecht en ook u daartoe uitnodigen, sturen wij u de zomer in.
Enide Perez