Effectiviteit?
mr. L.J. Silverentand Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Op 1 september 2016 publiceerde het Ministerie van Financiën een consultatiedocument genaamd ‘Effectiviteit en gewenste mate van bescherming voor zzp-ers en mkb-ers bij financiële diensten en producten’. Op 8 oktober 2016 liep de consultatietermijn af. Anders dan bij veel andere consultaties van het ministerie, bevatte deze consultatie niet een voorstel voor een concreet wetsvoorstel, maar een lijst met vragen. Ook anders: voor het eerst is het ministerie in verband met een consultatie een Linkedin-groep gestart om ook op deze wijze informatie in te zamelen.
Uitgangspunt van het document is dat volgens het ministerie zich in de afgelopen jaren situaties hebben voorgedaan waarbij zzp-ers en andere kleine ondernemers door financiële dienstverleners niet goed zijn behandeld. Volgens het document wordt met deze consultatie in de eerste plaats beoogd te inventariseren in hoeverre de huidige wettelijke bescherming van kleinzakelijke klanten in de Wft afdoende is. Aanpassing of uitbreiding van wettelijke bescherming staat echter volgens het document niet op voorhand vast: de bedoeling van de vragen is om zowel de voordelen als de eventuele nadelige gevolgen van mogelijke maatregelen te inventariseren. Hoewel dit uitdrukkelijk aan het begin van het consultatiedocument wordt vermeld, lijkt de wijze waarop de vragen en de toelichting zijn geformuleerd toch een zekere voorkeur uit te stralen voor een wijziging van de wetgeving op dit punt.
Voorafgaand aan de vragen is een figuur opgenomen waarin het huidige niveau van bescherming is weergegeven. Daarbij wordt uitdrukkelijk aangegeven dat het een sterk vereenvoudigde weergave betreft. Tegelijkertijd wordt in het consultatiedocument echter meerdere keren naar het figuur verwezen en bevat het document verder vrij weinig toelichting op het huidige niveau van bescherming.
Bij een consultatiedocument waarin de gewenste mate van bescherming wordt geïnventariseerd, lijkt het mij noodzakelijk om te beginnen met een juist en volledig beeld van de huidige mate van bescherming.
Bij dit figuur vallen in ieder geval twee zaken op. In het figuur staat aangegeven dat er bescherming uit hoofde van de Wft is bij betaalrekeningen die worden aangeboden aan consumenten. Het merendeel van de gedragsregels inzake betaalrekeningen is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek en niet in de Wft. Hoewel het schema uitsluitend spreekt over de Wft, wordt vermoedelijk ook gedoeld op de regels die zijn opgenomen in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van art. 7:550 en 7:551 Burgerlijk Wetboek kan bij betaaldienstverlening aan consumenten niet van de bepalingen in Titel 7B van Boek 7 BW worden afgeweken. Als de betaaldienstgebruiker geen consument is, dan kunnen partijen voor een groot deel van de bepalingen in Titel 7B Boek 7 BW en het BGfo overeenkomen dat daarvan wordt afgeweken. Dit geldt echter niet voor alle bepalingen en uitsluitend indien partijen overeenkomen dat deze bepalingen niet gelden.
Bij de beleggingsproducten is aangegeven dat er op grond van de Wft bescherming is voor consumenten en zzp-ers & mkb-ers, maar niet voor de (groot)zakelijke markt. Niet alleen valt een relatief groot deel van de (groot)zakelijke markt binnen de definitie van niet-professionele belegger waarop in beginsel alle regels voor beleggingsdienstverlening van toepassing zijn, maar daarnaast gelden ook vrij veel regels voor beleggingsdienstverlening aan professionele beleggers, en met de komst van MiFID II nog meer.
Dit soort figuren zijn uiteraard altijd in zekere mate een vereenvoudigde weergave. Echter, hoe kan er gesproken worden over de vraag in hoeverre de regels gewijzigd moeten worden als niet eerst een juiste weergave van de huidige regels wordt gegeven?