Strengere EU equivalentie-eisen
mr. C.J. Groffen Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Financiële ondernemingen uit niet-EU1 landen, zogenaamde derde landen, kunnen in bepaalde gevallen toegang krijgen tot de EU indien het toezicht in hun land equivalent (gelijkwaardig) is aan het toezicht in de EU. Dit geldt onder andere voor beleggingsondernemingen (art. 47 MiFIR), centrale tegenpartijen en handelsplatformen (art. 38 MiFIR), herverzekeraars (art. 172 Solvency II richtlijn) en rating bureaus (art. 5 (6) Credit Rating Agencies Regulation). Beheerders van beleggingsinstellingen uit derde landen zullen een paspoort kunnen krijgen2 zodra de Europese Commissie, na advies van ESMA, daartoe besluit.3 ESMA heeft al adviezen uitgebracht. Voor het verkrijgen van dat paspoort geldt ook een equivalentietest waarbij aandacht moet worden besteed aan onder meer bescherming van beleggers, marktverstoringen op het gebied van mededinging en toezicht op systeemrisico's.
Daarnaast is equivalentie van belang voor verschillende onderwerpen, zoals de beoordeling van kredietrisico's bij banken (art. 107 (4) CRR) en de berekening van groepkapitaalvereisten van (her)verzekeraars (art. 227 Solvency II richtlijn). Ook voor uitbesteding is equivalentie van belang. Zo dient een beheerder van een icbe of een beleggingsinstelling bij uitbesteding van portefeuille- of risicobeheer, als daardoor de EU beloningsregels zouden worden ontweken, vast te stellen dat degene aan wie wordt uitbesteed aan beloningsregels is onderworpen die ‘equally as effective’ zijn als de EU beloningsregels.4 Als die equivalentie er niet is dan moet de beheerder overeenkomen dat vergelijkbare beloningsregels worden toegepast.
De Europese Commissie (DG FISMA) stelt vast of er equivalentie is, meestal op grond van een advies van de ESA's (EBA, EIOPA en ESMA).5 De Europese Commissie kan haar besluit op elk moment herzien indien zij vaststelt dat er niet langer equivalentie is. Dit heeft de Europese Commissie tot op heden nog nooit gedaan. Bij het ontbreken van equivalentie (of een derde landenpaspoort) zal een financiële onderneming uit een derde land alleen toegang tot de EU kunnen krijgen door in een EU-lidstaat een vergunning aan te vragen.
De voorgenomen uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU6 lijkt aanleiding voor de Europese Commissie om opnieuw aandacht te besteden aan de eisen die aan equivalentie worden gesteld. Op 16 november 2016 meldde7 Olivier Guersent (Director-General bij de Europese Commissie, DG FISMA) al dat bij equivalentiebeoordelingen meer aandacht zal worden besteed aan het daadwerkelijke toezicht dat wordt uitgeoefend. Het is niet voldoende dat de regels van het derde land gelijkwaardig zijn, ook het uitgeoefende toezicht moet dat zijn. Een werkdocument8 van de Europese Commissie van 27 februari 2017 evalueert hoe de Europese Commissie is omgegaan met equivalentie en geeft suggesties voor toekomstige equivalentiebeoordelingen. Benadrukt wordt dat niet alleen de regelgeving equivalent moet zijn maar ook het uitgeoefende toezicht. Ook nadat een equivalentiebesluit is genomen zal de Europese Commissie gaan monitoren of aan alle criteria voor equivalentie blijvend wordt voldaan. Als niet meer voldaan wordt aan de criteria dan zal de Europese Commissie het equivalentiebesluit herzien. In het kader van de monitoring van de equivalentie zouden ook on-site inspecties van financiële ondernemingen in derde landen mogelijk moeten worden. De Europese Commissie gaat bijzondere aandacht besteden aan ‘high impact’ landen. Dit zijn landen met financiële ondernemingen die veel gebruikmaken van de equivalentie en waar tekortkomingen in regelgeving en toezicht de financiële stabiliteit of integriteit van de markt in de EU in gevaar kunnen brengen. Het lijkt erop dat zowel het VK (na Brexit) als de VS in die categorie zal vallen.
Voor toegang tot de EU op grond van equivalentie lijkt een nieuw tijdperk aan te breken. Ook voor financiële ondernemingen in de EU kan dit negatieve gevolgen hebben. Toegang tot derde landen kan voor hen moeilijker worden indien die landen reciprociteit eisen. Banken zouden verplicht kunnen worden kredietrisico's hoger vast te stellen, groepkapitaalvereisten voor verzekeraars kunnen zwaarder worden en uitbesteding door beheerders van icbe's en beleggingsinstellingen naar derde landen kan moeilijker worden. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Hopelijk loopt het niet zo'n vaart.