Tijdschrift voor Agrarisch Recht 2017 nr. 6

De Hoge Raad over de agrarische man vrouw-maatschap en de huwelijksgemeenschap, deel II - Einige civiele en fiscale beschouwingen

mr. dr. J.W.A. Rheinfeld en mr. A. Verduijn RB1

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

In het decembernummer 2016 van dit tijdschrift[2] hebben wij het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2016 beschreven en ons eerste commentaar op het arrest gegeven.[3] De uitkomst van deze zaak is – in één adem gezegd – dat bij vererving van het vermogen van een extensief landbouwbedrijf ter bepaling van de onderbedelingsvordering van een kind een gedeelte van het tot de nalatenschap behorende ondernemingsvermogen moet worden gewaardeerd overeenkomstig de waarderingsregeling van art. 21 lid 4 (thans: art. 21 lid 13) Successiewet 1956 (hierna: SW), derhalve op de liquidatiewaarde van de onderneming. Zoals toen al aangekondigd willen wij in dit deel II het arrest verder becommentariëren en een aanzet geven voor de wijze waarop in de praktijk de negatieve gevolgen van het arrest kunnen worden voorkomen door middel van het aanreiken van enkele oplossingsrichtingen. Wij hanteren hierna de volgende indeling: 1. Hoe zat het ook alweer? 2. De wettelijke waarderingsmaatstaf voor ondernemingsvermogen. 3. Toepassingsbereik van de waarderingsvoorschriften in het algemeen. 4. 1397319796Het voorschrift voor waardering van ondernemingsvermogen op ‘minimaal liquidatiewaarde’; waardebepaling en faciliteit. 5. 1397319796Het voorschrift voor waardering van ondernemingsvermogen op ‘minimaal liquidatiewaarde’ en onderbedelingsvorderingen. 6. Enkele opmerkingen over de civielrechtelijke waardering van het bewuste maatschapsaandeel. 7. Oplossingsrichtingen. 8. Conclusie.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Verder in dit artikel:

1. Hoe zat het ook alweer?

2. De wettelijke waarderingsmaatstaf voor ondernemingsvermogen

3. Toepassingsbereik van de waarderingsvoorschriften in het algemeen

4. Het voorschrift voor waardering van ondernemingsvermogen op ‘minimaal liquidatiewaarde’; waardebepaling en faciliteit

5. Het voorschrift voor waardering van ondernemingsvermogen op ‘minimaal liquidatiewaarde’ en onderbedelingsvorderingen

6. Enkele opmerkingen over de civielrechtelijke waardering van het bewuste maatschapsaandeel

7. Oplossingsrichtingen

8. Conclusie

Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Artikel
Auteurs
mr. dr. J.W.A. Rheinfeld en mr. A. Verduijn RB1
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvAR/14338

Verder in 2017 nr.6

 Waarde in het economisch verkeer

Op 12 mei 2016 vond in het Openluchtmuseum te Arnhem de 58e jaarvergadering van de Vereniging voor Agrarisch Recht plaats. Het wetenschappelijke gedeelte van de vergadering had dit jaar als thema &...

 De Hoge Raad over de agrarische man vrouw-maatschap en de huwelijksgemeenschap, deel II - Einige civiele en fiscale beschouwingen

In het decembernummer 2016 van dit tijdschrift[2] hebben wij het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2016 beschreven en ons eerste commentaar op het arrest gegeven.[3] De uitkomst van deze za...

 Gedoogplicht in de Belemmeringenwet Privaatrecht

In deze bijdrage vragen wij aandacht voor de gedoogverplichting, die is neergelegd in de Belemmeringenwet Privaatrecht. Deze benaming vindt zijn grond in art. 19 van de wet, die formeel is aange...

 Boekbespreking - Asser-serie, Bijzondere overeenkomsten, deel 7-III Pacht, vierde druk, bewerkt door mr. W.L. Valk (Asser/Snijders & Valk 2016).

Eind 2016 verscheen de vierde druk van het deel in de Asser-serie over de Pacht. Het is bewerkt door mr. W.L. Valk, voormalig voorzitter van de Pachtkamer van het Gerechtshof Arnhem en ...