x/y
mr. F.R.H. van der Leeuw
In deel A, punt 3, van de bijlage bij richtlijn 93/22/EEG van
de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van
diensten op het gebied van beleggingen in effecten, wordt
als definitie van beheer gegeven: ‘het per cliënt op discretionaire
basis beheren van beleggingsportefeuilles op
grond van een door de beleggers gegeven opdracht voorzover
die portefeuilles een of meer van de in deel B
genoemde instrumenten bevatten’. In een procedure in
Italië is betoogd dat
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
in Italiaanse regelgeving een definitie
van het begrip ‘beheer van beleggingsportefeuilles’ wordt
gehanteerd die afwijkend is van de in genoemde richtlijn
gebruikte definitie. Met name ten aanzien van de elementen
‘per cliënt op discretionaire basis’ en ‘op grond van
een door de beleggers gegeven opdracht’ zouden ontbreken
in de Italiaanse wetgeving. De Italiaanse rechter heeft
de prejudiciële vraag gesteld of de Italiaanse regelgeving
onverenigbaar is met de richtlijn, nu in de regelgeving de
elementen ‘per cliënt op discretionaire basis’ en ‘op grond
van een door de beleggers gegeven opdracht’ ontbreken.
Het hof beantwoordt de vraag bevestigend. Een nationale
regeling waarin deze twee elementen ontbreken in de
definitie van beheer is dus ongeschikt voor tenuitvoerlegging
van de richtlijn. Het hof merkt daarbij op dat het
begrip ‘beheer van beleggingsportefeuilles’ in de richtlijn
3 constitutieve elementen bevat die bij de omzetting van
de richtlijn in de rechtsorde van de lidstaten moeten
worden overgenomen. Die elementen zijn: (1) portefeuilles
moeten worden beheerd op grond van een opdracht
waarbij een belegger een beleggingsonderneming machtigt
om voor zijn rekening beleggingsbesluiten te nemen,
(2) de beheerde portefeuilles moeten één of meer van de
in deel B van de bijlagen bij richtlijn 93/22/EEG bedoelde
instrumenten bevatten, zoals effecten, en (3) de portefeuilles
moeten op discretionaire basis en per cliënt worden
beheerd. Het laatste element impliceert volgens het hof
dat een beleggingsonderneming discretionair besluiten
kan nemen, zolang de strategische keuzes van de belegger
worden geëerbiedigd. Het hof wijst er voorts op dat de
reikwijdte van de richtlijn beperkt is tot handelingen van
belegginsondernemingen zoals gedefinieerd in de richtlijn.
Of dat hier het geval was laat het hof buiten beschouwing,
omdat daarover geen prejudiciële vraag was gesteld.
Indien, aldus het hof, een handelende instelling
buiten de definitie van het begrip beleggingsonderneming
in de zin van de richtijn valt, staat het lidstaten vrij om een
definitie van het begrip beheer te hanteren die ruimer is
dan de in de richtlijn opgenomen definitie. Een beleggingsonderneming
in de zin van de richtlijn is ‘iedere
rechtspersoon, en onder bepaalde voorwaarden elke natuurlijke
persoon, wiens gewone beroep of bedrijf bestaat
uit het beroepsmatig verrichten van beleggingsdiensten
voor derden.’ Onder beleggingsdiensten valt mede het
beheer van beleggingsportefeuilles met de kenmerken
zoals hierboven omschreven. Het is lidstaten volgens het
hof voorts toegestaan om in nationale regelgeving de
bepalingen van de richtlijn uit te breiden tot transacties die
buiten het bereik van de richtlijn vallen, mits duidelijk is
dat die betreffende nationale regelgeving geen omzetting
van de richtlijn is.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.