x/y
mr. F.R.H. van der Leeuw
Appellanten komen in hoger beroep van het vonnis van de
rechtbank waarbij hun vordering tot schadevergoeding
wegens ondeugdelijk vrijehandvermogensbeheer is afgewezen
en stellen dat bepaalde afspraken – zoals beperkingen
op beleggingscategorieën of de beleggingsdoelstelling
– niet of in te algemene termen in de beheerovereenkomst
zijn opgenomen. Het hof is van oordeel dat een
beschrijving van beperkingen ook toereikend is indien
geen beperking per effect of effectsoort is opgenomen en
dat de doelstelling ‘vermogensgroei’ weliswaar weinig,
maar
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
toch voldoende specifiek is. Daarbij merkt het hof op
dat het op de weg van appellanten had gelegen om aan te
dringen op vastlegging van een meer specifieke opgave
van beperkingen of van de beleggingsdoelstelling indien
zij dat wensten. Het hof verwerpt de stelling dat de
(voormalige) beheerder terzake meer onderzoek had moeten
verrichten. Bovendien stelt het hof dat de mogelijke,
met beleggingen gepaard gaande, risico´s voldoende zijn
medegedeeld met het in de beheerovereenkomst opnemen
van een verklaring van de cliënt dat deze zich bewust
is van de risico’s, dat hij deze aanvaardt en dat hij kennis
heeft genomen van de Officiële Berichten Futures en
Opties. Het hof sanctioneert dan ook de door de rechtbank
aan appellanten gegeven bewijsopdracht dat zij feiten en
omstandigheden moesten aanvoeren waaruit blijkt dat de
beheerder geen mededeling heeft gedaan van de aan de
voorgestelde beleggingsconstructie verbonden risico’s.
Voorts kwam in de procedure aan de orde de vraag of de
beheerovereenkomst voldeed aan de daaraan gestelde
eisen in het Besluit toezicht effectenverkeer en/of de Nadere
Regeling toezicht effectenverkeer 1995. De rechtbank
had in zijn vonnis bepaald dat een vrijehandbeheerovereenkomst
meebrengt dat nadere bepalingen omtrent de
verwerking en administratie van instructies en omtrent
betrokkenheid van de cliënt bij het vermogensbeheer niet
in de overeenkomst behoeven te worden opgenomen. Aan
een beoordeling van deze overweging komt het hof echter
niet toe omdat het hof zich reeds verenigt met het oordeel
van de rechtbank dat appellanten op geen enkele wijze
hebben onderbouwd dat eventuele gebreken aan de overeenkomst
hebben geleid tot schade waarvan in de procedure
vergoeding wordt gevorderd. Wel merkt het hof tot
begrip van appellanten nog op over hun stelling dat de
beheerovereenkomst geen juiste weergave geeft van hetgeen
is overeengekomen en dat de overeenkomst ook
overigens niet voldoet aan de eisen van wet en regelgeving,
dat ook indien in de schriftelijke overeenkomst bepalingen
omtrent handelen door de cliënt, een meer precieze
beleggingsdoelstelling, of meer specifieke beperkingen
zouden zijn opgenomen, de beheerder desalniettemin had
kunnen handelen in weerwil van het aldus overeengekomene.
Indien de stelling van appellanten juist zou zijn dat
schade is ontstaan als gevolg van het gevoerde beheer in
strijd met hetgeen was overeengekomen, aldus het hof,
dan is die schade het gevolg van dat handelen en niet van
het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst. Mocht
een schriftelijk stuk geheel ontbreken, aldus het hof, dan
kan dat gelet op de strekking van de wettelijke bepalingen,
hooguit aanleiding zijn de beheerder te belasten met
bewijs van hetgeen de beheerder stelt als inhoud van de
niet-schriftelijke overeenkomst. Vordering afgewezen.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.