Tijdschrift voor Financieel Recht 2003 nr. 4

x/y

mr. F.R.H. van der Leeuw

In deze uitspraak komen de nodige onderwerpen aan de orde. Op 1 mei 1997 sloten de bank en de belegger een overeenkomst geheten ‘Overeenkomst inzake Vermogensbeheer zonder vooroverleg’. Gelet op de gehanteerde definitie van de term beheer moet dit kennelijk worden geduid als een overeenkomst tot vrijehandbeheer. Voorafgaand aan de procedure had de bank aan de belegger al 75% van de geleden schade betaald ter compensatie. Nu de bank dat bedrag in reconventie niet terugvordert, ziet

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

de rechtbank in deze betaling een erkenning van het tekortschieten in de zorgplicht jegens de belegger en is toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst een gegeven. Het bepalen van welke feiten precies als tekortschieten in de zorgplicht kwalificeren acht de rechtbank dan alleen nog van belang ter bepaling van het causaal verband tussen het tekortschieten en de hoogte van de schade. In 1995 is een ongewoon groot aantal transacties verricht door de bank met een navenant betaald bedrag aan provisie, terwijl het beleggingsresultaat beduidend minder was dan het resultaat dat gerealiseerd zou zijn bij een rustiger transactiebeleid. De rechtbank oordeelt dat voor vergoeding van het surplus ten opzichte van wat een redelijke provisie is, slechts sprake kan zijn indien juist de veelheid van transacties de oorzaak is van het beleggingsresultaat. De hoogte van de berekende provisie is niet relevant voor de beantwoording van de vraag of er gehoudenheid bestaat tot restitutie van ontvangen provisie. Nu de rechtbank geen redenen ziet te oordelen dat de uitgevoerde transacties voor de belegger in redelijkheid niet hadden mogen worden uitgevoerd, is er geen grond voor restitutie van de provisie over 1995. Voor wat betreft de jaren 1997 en 1998 overweegt de rechtbank dat de belegger toen niet heeft geprotesteerd over de hoogte van de provisie ten opzichte van het resultaat, zodat hij wordt geacht in te stemmen met die provisie. De belegger stelt dat er in strijd met de afspraken zonder zijn toestemming transacties zijn gedaan tijdens een debetstand. De rechtbank is van mening dat de belegger, die regelmatig rekeningafschriften ontving, daarover had dienen te reclameren. Nu hij dat niet heeft gedaan wordt hij volgens de rechtbank geacht stilzwijgend te hebben ingestemd met het ontstaan en voortduren van debetstanden. Daarbij speelt voor de rechtbank overigens wel een (zij het kennelijk geen doorslaggevende) rol dat de belegger in 1997 een krediet bij de bank had afgesloten. De vordering tot vergoeding van betaalde debetrente wordt dan ook afgewezen. Hoewel vaststaat dat de bank transacties tijdens margintekorten heeft gedaan, komt de belegger volgens de rechtbank uit hoofde hiervan geen schadevergoeding toe, omdat de belegger niet heeft gesteld hierdoor schade te hebben geleden. In de beheerovereenkomst is de AEX-index als benchmark gekozen. Daarin mag volgens de rechtbank geen garantie worden gezien. Het behaalde resultaat was beduidend minder dan het beoogde resultaat (de benchmark). Dat enkele feit is voor de rechtbank geen grond om het verschil als te vergoeden schade te duiden, aangezien een underperformance niet zonder meer schending van de zorgplicht jegens de belegger oplevert. Ook de beleggingsrisico’s die de belegger zelf loopt spelen daarbij een rol. De rechtbank verwerpt het verweer van de bank dat de belegger een deskundig c.q. ervaren belegger is. Het enkele feit dat een belegger over volledig inzicht in het verloop op de portefeuille beschikt, maakt hem – aldus de rechtbank – nog niet tot een ervaren belegger. Evenmin mag de bank er uit het enkele ondertekenen door de belegger van een verklaring inzake optiehandel op vertrouwen dat de belegger zich volledig bewust is van de aan optiehandel verbonden risico’s. De rechtbank oordeelt enerzijds dat de bank weliswaar vóór 1 mei 1997 (de datum van de overeenkomst) debetstanden heeft toegestaan, dat de bank transacties heeft verricht tijdens margintekorten en dat de bank daarom een ernstig verwijt treft, maar anderzijds komt de rechtbank tot de conclusie dat deze omstandigheden niet hebben bijgedragen aan het negatieve beleggingsresultaat. Voorts is de rechtbank van mening dat het tegenvallende beleggingsresultaat ligt in de risicosfeer van de belegger en ‘in niet geringe mate’ aan hem kan worden toegerekend. Immers, zo stelt de rechtbank, de belegger was in 1996 al ontevreden over de resultaten, heeft desalniettemin de relatie met de bank niet verbroken maar, integendeel, in 1997 de beheerovereenkomst zonder vooroverleg getekend en bovendien nagelaten om hulp van derden-deskundigen in te roepen om aldus de bank tot een andere beleggingskoers te bewegen. De bank had de belegger voorafgaand aan de procedure al 75% van de schade vergoed. Uit de bewoordingen van de rechtbank blijkt niet exact welke verdeling van aansprakelijkheid de rechtbank voorstaat. Enerzijds rekent de rechtbank het beleggingsresultaat immers in niet geringe mate toe aan de belegger, anderzijds zegt de rechtbank dat de bank in ieder geval niet voor meer dan 75% hoeft bij te dragen in de schade. Omdat dat al is betaald, wordt de vordering van de belegger afgewezen. Helaas geeft de rechtbank niet aan welk percentage ten laste van de bank zou zijn gekomen indien de bank nog niets had vergoed.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Rechtbank Zutphen
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
verhouding beleggingsresultaat – betaalde provisie; debetstanden; margin; deskundigheid belegger
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/1515

Verder in 2003 nr.4

 Toezicht door de Autoriteit Financiële Markten

De taken, verantwoordelijkheden en het werkterrein van de Stichting Autoriteit Financiële Markten (‘AFM’) zijn aan voortdurende verandering onderhevig.1 De nieuwe naam van de toezichthouder is i...

 De nieuwe 2002 ISDA Master Agreement: een vlaggenschip in revisie

ISDA1 heeft op 8 januari 2003 een nieuwe standaardovereenkomst voor OTC-derivaten2 gepubliceerd: de 2002 ISDA Master Agreement. Het nieuwe document is gebaseerd op de reeds tien jaar op brede sc...

 Actualiteiten Internationaal

Recentelijk heeft de Europese Commissie een voorstel voor Richtlijn Doorlopende Verplichtingen openbaar gemaakt. Deze richtlijn is bedoeld te gaan gelden voor vennootschappen waarvan effecten zi...