Het anonimiseren van pachtuitspraken
mr. E.H.M Harbers Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Ook ons tijdschrift moet er aan geloven: ook alle pachtuitspraken worden vanaf heden geanonimiseerd gepubliceerd. Omdat de uitspraken vanuit de rechtspraak geanonimiseerd aangeleverd (gaan) worden, worden hierbij de anonimiseringsrichtlijnen van de rechtspraak gevolgd. Dat betekent dat de gegevens van natuurlijke personen die ofwel procespartij ofwel betrokken zijn in de procedure , worden geanonimiseerd, met uitzondering van de gegevens van natuurlijke personen die professioneel bij de procedure betrokken zijn. Gegevens van rechtspersonen en bestuursorganen worden niet geanonimiseerd, tenzij deze herleidbaar zijn tot een natuurlijke persoon. De gegevens van samenwerkingsverbanden worden altijd geanonimiseerd.
De praktische nadelen van het anonimiseren van uitspraken zijn treffend beschreven in een NJB blog onder de titel : Van Lindenbaum/Cohen naar A/B.1 In die blog wordt onder meer gewezen op het belang van leesbaarheid van uitspraken voor de rechtspraktijk. Ook het gemak van het onthouden van uitspraken aan de hand van namen is een belangrijk punt voor zowel het onderwijs als de rechtspraktijk. Al bladerend door de Asser/Snijders & Valk 2016 zie ik vele namen voorbijkomen en weet ik wat er in beslist is: Pasman/Lippinkhof, Wolbert/Kamphuis, Van Dijk/gemeente Kampen, Van Boetzelaer/Weenink, Van de Camp/Hofmans, Budé/Schinnen.
Verwacht mag worden dat in de pachtpraktijk de meeste namen van partijen zullen worden geanonimiseerd, omdat het ofwel natuurlijke personen zijn, ofwel rechtspersonen die herleidbaar zijn tot een natuurlijke persoon ofwel een samenwerkingsverband. Wat betreft de leesbaarheid zal het eenvoudiger zijn als partijen in de uitspraken met ‘functie’ worden genoemd, bijvoorbeeld pachter/verpachter. Dan hoeft er niet iedere keer bedacht te worden wie nu ook al weer A of B is. Naar ik begrijp wordt inmiddels bij de rechterlijke macht bij het schrijven van uitspraken rekening gehouden met de anonimisering en de leesbaarheid van uitspraken.
Wat betreft de namen van arresten stelt dit de redactie voor nieuwe uitdagingen: het vinden van een passende naam bij een uitspraak en niet te volstaan met A/B of alleen de ECLI-nummering. Soms is een naam eenvoudig te verzinnen, omdat er een onderwerp is dat zeer kenmerkend is2 of een passage in een uitspraak die ‘titel’waardig is.3
Ook is een naam te verzinnen als er iets wezenlijks nieuws wordt beslist. Dan zou het onderwerp in de naam terug kunnen komen. Een eerste uitspraak over pacht en fosfaatrechten zou die woorden als titel mee kunnen krijgen. Naar verwachting zullen er meer uitspraken volgen. Een alternatief zou dan zijn om die uitspraken te nummeren ‘pacht en fosfaatrechten I, II, III etc. Dat lijkt mij weinig onderscheidend en komt daarmee niet tegemoet aan het belang van het onthouden van uitspraken. Anderzijds is vooraf niet altijd goed in te schatten of een onderwerp veelvuldig zal terugkregen. De tijd zal het leren hoe creatief de redactie is met het vinden van namen en of deze namen opgepikt gaan worden door de rechtspraktijk.