Voorwoord
mr. R.K. Pijpers Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.Staat van de Uitvoering
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik nog nooit van de Staat van de Uitvoering had gehoord, tot mijn blik viel op een berichtje over de Dag van de Publieke Dienstverlening. Op die dag, 22 juni 2023, overhandigde Abdeluheb Choho. algemeen directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), een thema-uitgave van de Staat van de Uitvoering aan de Tweede Kamerleden Don Ceder (CU), Hind Dekker (D66), Mark Strolenberg (VVD) en Evert-Jan Slootweg (CDA). Het gaat hierbij om een thema-uitgave met internationale praktijkvoorbeelden die als inspiratiebron kunnen dienen om de complexiteit van wetgeving en de stapeling van nieuw beleid aan te pakken, met als doel de dienstverlening aan burgers en ondernemers in Nederland te verbeteren.
Mijn aandacht was meteen getrokken, want als het gaat om complexiteit van wetgeving en stapeling van nieuw beleid, is een link met de financiële sector snel gelegd. Reden genoeg dus om me verder in de Staat van de Uitvoering te verdiepen. En wat blijkt? Begin dit jaar, op 18 januari 2023, heeft Abdeluheb Choho de (eerste) Staat van de Uitvoering overhandigd aan de voorzitter van de Tweede Kamer, Vera Bergkamp. Centraal in deze rapportage staan knelpunten die publieke dienstverleners niet zelf kunnen oplossen, maar waarbij ook politiek en beleidsmakers nodig zijn. Daartoe worden er aan de politiek vijf oproepen gedaan:
- Maak het voor burgers en ondernemers minder complex door beter en minder beleid.
- Betrek de uitvoering vanaf het allereerste begin bij beleidsvorming.
- Voer het politieke debat niet meer op incidenten, maar ontwikkel een gezamenlijk beeld van trends en dilemma’s in de publieke dienstverlening.
- Laat de verantwoordingsplicht achteraf plaatsmaken voor een open gesprek over hoe de uitvoeringspraktijk beter of anders moet.
- Breng gegevensuitwisseling tussen publieke dienstverleners nu echt op gang.
Deze oproepen beogen de dienstverlening toekomstbestendig maken en het vertrouwen van burgers en ondernemers in de overheid te herstellen en te borgen. De zorgen schuilen primair in de ontstane complexiteit in wetgeving en processen, de stapeling van beleid en de veelal verouderde en versnipperd ontwikkelde IT-systemen van de overheid. Het werk in een deel van de uitvoering wordt bovendien steeds arbeidsintensiever, terwijl tegelijkertijd personeelstekorten op de arbeidsmarkt oplopen.
In het begeleidende bericht bij de publicatie van de Staat van de Uitvoering schrijft Abdeluheb Choho het volgende:
"Complexe wetgeving zorgt ervoor dat burgers en ondernemers vastlopen in het systeem. Dit zijn juist de mensen die afhankelijk zijn van de overheid. Vaak is niet het maatschappelijk probleem het uitgangspunt, maar bestaande organisaties en regelingen. Beleid wordt gestapeld en uitvoerders worden te weinig en te laat betrokken."
En verder:
"Het uitvoeringsapparaat is ondoorzichtig, inflexibel en foutgevoelig geworden. Juist de mensen die afhankelijk zijn van de overheid lopen hierdoor steeds vaker vast, zien door de bomen het bos niet meer en krijgen niet de hulp die zij nodig hebben."
De Staat van de Uitvoering is gebaseerd op documenten van 38 van de in totaal ruim 150 uitvoeringsorganisaties van de rijksoverheid en op analyses van onafhankelijke onderzoeksbureaus en wetenschappers. Daarnaast is een groot aantal bijeenkomsten georganiseerd voor publieke dienstverleners en beleidsmakers. In deze bijeenkomsten hebben deze groepen gereflecteerd op de onderzoeksresultaten en meegedacht over de te formuleren oproepen. Tenslotte hebben enkele vertolkers van het burger- en ondernemersperspectief en voormalig beleidsmakers als klankbord gefungeerd. Door deze werkwijze is de Staat van de Uitvoering een breed gedragen rapportage van en over publieke dienstverleners als zelfstandige bestuursorganen, agentschappen, inspecties en diensten, die allemaal dicht bij burgers en bedrijven staan. Denk hierbij aan het CAK, de SVB en het UWV, het COA en de IND, de Kamer van Koophandel en het Kadaster, Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer, maar ook aan politie, CJIB en OM.
Terug naar de financiële sector. Hoewel de Staat van de Uitvoering noch de thema-uitgave met internationale praktijkvoorbeelden aan (inmiddels demissionair) minister Kaag is aangeboden (en zij ook de kabinetsreactie daarop niet heeft ondertekend), hoop ik toch dat zij van beide rapporten kennis heeft genomen. Idem DNB en AFM, die, overigens zonder motivering, in het geheel niet in de rapporten worden genoemd. De parallellen zijn immers evident: ook financiële wetgeving is te gefragmenteerd, het politieke debat over de uitvoering wordt vooral door de korte termijn en incidenten gedreven, het afleggen van verantwoording heeft steeds meer het karakter van een afrekening en bij de interpretatie van privacywetgeving blijft men – in de woorden van de Staat van de Uitvoering – “liever aan de veilige kant”.
Wat mij betreft heeft ook Kaag de opdracht om met de vijf oproepen in de Staat van de Uitvoering aan de slag te gaan. Dat vergt een daadkrachtiger optreden dan zij tot op heden als minister van Financiën heeft laten zien. In die functie heeft zij zich, waarschijnlijk om politieke redenen, vooral ontpopt tot evenwichtskunstenaar. Zo sprak zij in de discussie over de voorjaarsnota niet over “bezuinigingen” maar over “een koerswijziging”. Ook had zij zowel een “technische” als een “politieke” mening over de rente die banken vergoeden op spaartegoeden. Voorts werkt zij aan “wettelijk ingrijpen om te zorgen dat contant geld bruikbaar, beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar blijft voor gebruikers”, waartoe banken zullen worden verplicht zorg te dragen voor een chartale basisinfrastructuur en een goede en betaalbare chartale dienstverlening. Iets soortgelijks is Kaag van plan ten aanzien van het beheer van het stelsel van kredietregistratie. Ook hiervan zal een wettelijke taak worden gemaakt, terwijl het BKR zal worden aangewezen als uitvoerder van die wettelijke taak.
Deze en andere ontwikkelingen maken duidelijk dat Kaag er vooral op uit is publieke belangen te waarborgen met behulp van private partijen. Dat blijkt ook uit de door haar op 26 mei 2023 aan de Tweede Kamer gestuurde brief over het onderwerp Proces voor analyse publieke belangen financiële sector en nadere analyse toekomstopties de Volksbank. In deze brief schetst zij een twee stappenplan. De eerste stap betreft (i) een identificatie van eventueel onvoldoende geborgde publieke belangen in de financiële sector, (ii) een conclusie over de wijze waarop die belangen kunnen worden geborgd en (iii) een tussenconclusie of de Volksbank op basis van (i) en (ii) een rol kan hebben bij de borging van die belangen. De daaropvolgende tweede stap betreft (iv) een nadere analyse van toekomstopties van de Volksbank, die (v) zal worden afgesloten met een richtinggevend besluit.
Ik vind het knap van Kaag hoe zij de politiek met dit procesvoorstel aan het lijntje houdt, maar een doortastender optreden verdient mijn voorkeur. Het is immers hoog tijd om fundamentele keuzes te maken over de uitvoering van bancaire nutsfuncties als betalen, sparen en kredietverlening. Anders gezegd: als we gezamenlijk het vertrouwen in de overheid willen verbeteren, moet er eerder en beter worden samengewerkt tussen politiek, beleid en uitvoering.
RVO-directeur Abdeluheb Choho, tevens voorzitter van de stuurgroep van de Staat van de Uitvoering, verwoordt het treffend:
"Het uitvoeringsapparaat is ondoorzichtig, inflexibel en foutgevoelig geworden. Juist de mensen die afhankelijk zijn van de overheid lopen hierdoor steeds vaker vast, zien door de bomen het bos niet meer en krijgen niet de hulp die zij nodig hebben."