Redactioneel
mr. S.A. Gawronski M.Jur en dr. A. de Boer Het artikel is in de opmaak van het tijdschrift rechts als pdf beschikbaar.De rust van de zomervakantie biedt ruimte om na te denken over onze gewoonten en routines. Dat kan zich vertalen in afscheid van oude, slechte gewoonten en het inzetten op nieuwe, gezonde gewoonten; bijvoorbeeld door meer te bewegen en gezonder te eten. Dit is natuurlijk niet altijd even makkelijk in praktijk te brengen, al heeft men vaak de algemene kennis over de voordelen van een gebalanceerd en gevarieerd eetpatroon, met genoeg groenten en fruit, gezonde vetten en vezels en met oog voor mate en variatie. Met de ouder wordende bevolking en de gezondheidsbeweging onder consumenten komt echter ook steeds meer aandacht voor individuele behoeften. Dus wat vinden we dan nu 'gezond'? Dit blijkt een containerbegrip. Naar tijd, plaats en cultuur wordt het anders geïnterpreteerd. Dit leidt tot een ongedefinieerd en onmeetbaar begrip, dat elke discussie over eten en gezondheid ingewikkeld maakt. Dit zien we ook terug in deze vierde editie van het Tijdschrift voor Levensmiddelenrecht dat voor u ligt.
Dat we op verschillende manieren naar gezondheid kijken, lijkt deels ook voort te komen uit de veranderende perceptie van voeding. Waar het vroeger vooral een middel was om geen honger te krijgen, zien we voeding nu steeds meer als manier om onze gezondheid te behouden of te stimuleren. De functionele voedingsmiddelen die in de jaren '80 werden ontwikkeld als gezondere producten door het toevoegen of verminderen van ingrediënten, werden in de markt gezet met steeds verdergaande voedings- en gezondheidsclaims. En de consument reageerde zoals verwacht enthousiast; want wie wil er nou niet gezond blijven of zelfs gezonder worden? Hierdoor is ook de marketing van levensmiddelen veranderd. Na steeds agressievere vormen van gezondheidsclaims, volgde wetgeving in de Europese Unie om consumenten te beschermen tegen onjuiste en misleidende beweringen. Maar daarmee zijn we er nog niet, want de publieke opinie over wat gezond en ongezond is, is moeilijk terug te draaien.
Terwijl wetenschappers onderzoeken hoe verschillende stoffen en producten onze gezondheid beïnvloeden, gaat de wetgever anders om met het concept. Hij stelt een ondergrens bij wat onveilige producten (en daarmee indirect ongezond) zijn. In zijn column schrijft Rob van Lint (Ctgb) over het toelatingsproces voor nieuwe producten. Hij laat zien dat onze kennis over risico's van stoffen is vergroot, maar dat het belangrijk blijft om te beseffen dat ook veiligheid geen absoluut begrip is. En minimale regels zijn natuurlijk niets waard zonder adequaat toezicht en handhaving waarover ook Oswald Jansen schrijft in zijn artikel over de voorgestelde aanpassingen in de Warenwet en de Tabaks- en rookwarenwet.
De wetgever stelt een ondergrens zoals hiervoor omschreven echter niet bij wat gezonde producten zijn. Wat betreft gezondheidsclaims die marketeers graag willen gebruiken om hun product aan te prijzen, is er wel een bovengrens bij misleiding door claims over effecten van ingrediënten, maar gaat ook hier niet over het eventuele gezondheidseffect van het gehele product. En terwijl de wetgever hier paal en perk aan probeert te stellen, lijkt dit paradoxaal genoeg juist bij te dragen aan verdere verwarring over gezonde voeding: als een levensmiddel legaal wordt aangeprezen om de hoeveelheid vitamine C die erin zit, of om de hoeveelheid calcium, moet je je als consument wel blijven bedenken dat het niet alleen dát ingrediënt is dat je binnenkrijgt, maar dat je ook de andere inhoudsstoffen van een voedingsproduct tot je neemt. Dus is suikerhoudend snoep met toegevoegde vitamine C wel gezond als je daarmee ook té veel suiker binnenkrijgt? Is een salade nog gezond als die vol contaminanten en residuen zit van chemicaliën waarvoor er nog geen regelgeving is? En zegt het feit dat iets als duurzaam, lokaal of ambachtelijk wordt aangeprezen nu ook iets over gezondheidseffecten? Als je verder een gebalanceerde levensstijl hebt, is die veilige fastfoodhamburger dus – onderaan de streep – wellicht helemaal zo slecht nog niet. Dat het samenbrengen van verschillende aspecten zoals veiligheid en beschermen tegen misleiding lastig kan zijn, is onder meer terug te zien in de toepassing van de voedings- en gezondheidsclaimsverordening op kruidenpreparaten, waar Karin Lenssen en Alie de Boer over schrijven. In hun artikel beschrijven ze dat een besluit over hoe de overgangsregeling voor deze claims, waarbij niet geautoriseerde claims nog mogen worden gebruikt, moet worden geconcludeerd, niet alleen gaat over consumentenmisleiding. Naast de veiligheidsvraagstukken die meespelen, zijn ook de culturele dimensie en de gewoontes binnen verschillende lidstaten van invloed op hoe met deze producten en hun claims om te gaan.
De context waarin we de snel ontwikkelende kennis over voeding en nutriënten gebruiken is dan ook veranderd ten opzichte van vroeger. Wetgeving probeert aan te sluiten op de snelle productontwikkeling en veranderde marketingstrategieën van voedselproducenten, en probeert de consument te 'beschermen' tegen onveilige of misleidende producten. Aansluiten op de snelle productontwikkeling en marktstrategieën blijft echter lastig, zeker als het gaat om het 'bevestigen' van gezonde(re) keuzes. Jens Karsten geeft in zijn overzichtsartikel aan welke stappen zijn gezet in het Europees voedselbeleid, in de afgelopen politieke cyclus. Aan het begin van een nieuwe periode toont dit artikel welke grote uitdagingen ons te wachten staan.
De rol van de (Europese) rechtspraak in de implementatie en toepassing van het levensmiddelenrecht is hierbij van belang. De uniforme toepassing van het EU levensmiddelenrecht, het toezicht op nationale implementatie en de rechtsbescherming van burgers en bedrijven blijven belangrijke aspecten in de ontwikkeling van Europees beleid. De annotatie van Arend Venekamp in deze editie laat zien hoe het HvJ EU een ruime interpretatie kiest bij het begrip 'bedrijf', om dit te laten gelden als een kwaliteitsindicatie in de communicatie naar consumenten. De tweede annotatie in deze editie door Bernd van der Meulen toont hoe de rechtspraak kijkt naar het concept voedselveiligheid, waarbij de auteur kritisch bevraagt in hoeverre de interpretatie in lijn is met de ontwikkeling van wetenschappelijk bewijs.
Dit alles biedt in ieder geval weer stof tot nadenken, niet alleen over de onderwerpen die in deze editie aan bod komen, maar ook over de taak van de Europese wetgever en de verantwoordelijkheid van de industrie én consument op het gebied van levensmiddelenrecht. We wensen u veel leesplezier!
Namens de redactie,
Alie de Boer en Silvia Gawronski