Tijdschrift voor Financieel Recht 2005 nr. 3

Dexia Bank / X

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius

Op 14 juli 2004 was het voorlopige oordeel van de Rechtbank Arnhem dat de Wet op het consumentenkrediet (Wck) van toepassing was op de tussen Dexia Bank en X gesloten Winstverdriedubbelaar. Partijen werden daarbij in de gelegenheid gesteld op het voorlopige oordeel te reageren. Daarnaast werd Dexia Bank toegelaten tot het leveren van schriftelijk bewijs dat zij de aandelen ten behoeve van X had verworven en bijgeschreven in haar administratie. De bezwaren van Dexia Bank in

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

haar reactie werden niet gegrond bevonden en de rechtbank bleef bij haar oordeel dat de Wck van toepassing was. Volgens de rechtbank ging het om de economische werkelijkheid en ook om de strekking van de Winstverdriedubbelaar. Beide gezichtspunten leidden naar het oordeel van de rechtbank tot de slotsom dat de Winstverdriedubbelaar als geldkrediet een krediettransactie in de zin van de Wck was. De rechtbank was verder van mening dat een richtlijnconforme restrictieve uitleg van artikel 4 lid 1 onder h Wck inhield dat aandelenlease geen effectenbelening is en derhalve niet op die grond was uitgezonderd van de toepasselijkheid van de Wck. Dexia Bank had volgens de rechtbank artikel 9 Wck overtreden door zonder 'Wck-vergunning' een Winstverdriedubbelaar met X af te sluiten. In strijd met artikel 9 Wck gesloten overeenkomsten zijn nietig, aldus de rechtbank. Dexia Bank diende de door X betaalde rentetermijnen in beginsel terug te betalen. De prestatie van Dexia (verwerven aandelen in drie tranches ten behoeve van X, hetgeen volgens de rechtbank nog niet was aangetoond, doch waarvan de rechtbank veronderstellenderwijs uitging) kon volgens de rechtbank naar haar aard niet ongedaan worden gemaakt. Omdat X had ingestemd met het verrichten van een tegenprestatie, oordeelde de rechtbank dat Dexia Bank op grond van artikel 6:210 lid 2 BW aanspraak maakte op vergoeding van de waarde van de prestatie op het moment van ontvangst van de prestatie, voor zover dit redelijk was. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de waarde van de prestatie van Dexia Bank op het moment van ontvangst van de prestatie (zijnde het moment van verkrijging van de aandelen door Dexia Bank, aldus de rechtbank), kort gezegd, het verschil was tussen aankoopwaarde en verkoopwaarde van de aandelen. Op het totaal van de aankoopbedragen van de in de Winstverdriedubbelaar genoemde aandelen moest volgens de rechtbank nog een correctie naar beneden plaatsvinden, doordat de beurswaarde van de aandelen van de tweede en derde tranche ten tijde van de verwerving door Dexia Bank lager was. Het verschil in aankoopwaarde en verkoopwaarde kwam volgens de rechtbank, afgezien van incassokosten en rente, overeen met de restschuld die Dexia Bank vorderde. De rechtbank oordeelde dat het niet redelijk was in de zin van artikel 6:210 lid 2 BW dat X de gehele restschuld moest betalen. De rechtbank verplichtte X om de helft daarvan aan Dexia Bank te restitueren. Deze verdeling achtte de rechtbank in beginsel redelijk ook als in aanmerking werd genomen dat de prestatie van Dexia Bank hoger was begroot, omdat de beurswaarde van de aandelen van de tweede en derde tranche lager was ten tijde van de verwerving. De rechtbank verrekende de beide te restitueren prestaties, waarna het saldo dat overbleef op grond van de redelijkheid in de zin van 6:210 lid 2 BW niet door X aan Dexia Bank behoefde te worden vergoed gelet onder meer op de leeftijd (70 jaar) en het beperkte inkomen van X en het geheel ontbreken van beleggingservaring. Toepasselijkheid van 6:278 BW werd door de rechtbank verworpen onder verwijzing naar de overwegingen van de Commissie van Beroep DSI over dit wetsartikel in r.ov. 5.8.5 van haar uitspraak 27 januari 2005, KCHB nr. 91 (zie nr. 20 hiervoor). De rechtbank oordeelde verder dat Dexia Bank haar nog onvoldoende had overtuigd dat Dexia Bank de aandelen ten behoeve van X werkelijk had verworven. De rechtbank stelde Dexia Bank nogmaals in de gelegenheid het verlangde bewijs te leveren dat, kort gezegd, zij de aandelen ten behoeve van X had verworven en dat zij terstond na bijschrijving van de aandelen in het verzameldepot een kennisgeving aan X had gezonden, zoals artikel 25 lid 1 Wet giraal effectenverkeer volgens de rechtbank dwingend voorschrijft. De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Rechtbank Arnhem
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
Vervolg tussenvonnis d.d. 14 juli 2004 inzake toepasselijkheid Wet op het consumentenkrediet op effectenlease-overeenkomst
Bron
www.rechtspraak.nl, LJN AS6280
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/26

Verder in 2005 nr.3

 Rondom het nieuws Beleidsregel Betrouwbaarheidstoetsing betrouwbaar?

Op 30 januari jl. trad de Beleidsregel Betrouwbaarheidstoetsing ('Beleidsregel') in werking. Enige wijziging ten opzichte van zijn voorganger is de toevoeging van fiscaal bestuursrechtelijke (si...

 Een paar opmerkingen over de Beleidsregel Wtk 2005

Over de Vrijstellingsregeling Wtk 1992 (hierna de Vrijstellingsregeling of Vr) en de Beleidsregel kernbegrippen markttoetreding en handhaving Wtk 1992 is reeds het een en...

 Fusie van DNB en PVK: één nieuwe prudentiële toezichthouder

De Nederlandsche Bank (DNB) en de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) zijn met ingang van 30 oktober 2004 gefuseerd. Door deze fusie krijgt de nieuwe organisatie DNB ...

 'Shelf registration' onder de Europese Prospectusrichtlijn en in de VS:wat betekent het voor issuers en underwriters ?

Onder de Europese Prospectusrichtlijn1, in werking getreden op 31 december 2003, wordt de uitgevende instelling bij het doen van een prospectusplichtige aanbieding van ef...