Wolbert / Kamphuis (TvAR 2006/5315)
[Pachtwet art. 25; BW art. 6:74, 6:104, 6:228]
Pachter neemt deel aan BEVAR-regeling
zonder verpachter daarin te kennen. Het tot
exploitatie van het gepachte dienende
varkensrecht wordt doorgehaald en de
pachter incasseert een vergoeding van
ƒ 431,25 per varkenseenheid.
Tussenarrest: Voor de toekenning van een
varkensrecht op grond van de Wet herstructurering
varkenshouderij was volgens
artikelen 6 en 7 bepalend het gemiddelde
aantal op een bedrijf gehouden varkens in
1996 respectievelijk 1995. Voor het aantal
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
varkens dat in 1995 en 1996 feitelijk op een
bedrijf kon worden gehouden, was de
omvang van de op grond van de Meststoffenwet
toegekende mestproductierechten
bepalend. De toekenning van
bedoelde mestproductierechten was weer
gebaseerd op de aangifte van de productie
van mest op 31 december 1986. Die productie
mocht op haar beurt niet hoger zijn dan
eerder was toegestaan op grond van de
Interimwet beperking varkens- en pluimveehouderijen.
Voor de omvang van de volgens
laatstbedoelde wet toegestane productie
waren de meitellinggegevens van 1984
bepalend. Pachter heeft de varkensschuur
op grond van een pachtovereenkomst in
gebruik genomen per 1 november 1981 en
dus – anders dan in het geval dat aan de
orde was in het arrest van het hof van 21
november 1995 inzake Schoemakers/Havermans-
Brands (Agrarisch Recht 1996, 4806)
– voor mei 1984. Daaruit volgt dat pachter –
gelet op de continuïteit die, ondanks alle
verschillen, tussen de diverse opvolgende
regelingen van de voor het houden van
varkens benodigde productierechten
bestaat – door de varkens te houden die hij
voor de meitelling 1984 heeft opgegeven,
bij heeft gedragen, namelijk door de
varkensschuur aan pachter ter beschikking
te stellen.
Gelet op een en ander zou pachter, ter
gelegenheid van de overdracht van het tot
exploitatie van het gepachte dienende
varkensrecht aan verpachter bij het einde
van de pachtovereenkomst – tot welke overdracht
pachter in verband met het tweede
lid van artikel 25 Pachtwet gehouden was –
aanspraak hebben kunnen maken op een
gedeelte van de waarde van dat recht, welk
gedeelte in het algemeen – naar redelijkheid
en billijkheid, en rekening houdende met
alle omstandigheden van het geval – dient
te worden bepaald op 50% van de waarde
van dat recht ten tijde van de overdracht. Er
zijn geen bijzondere omstandigheden die
meebrengen dat in dit geval bedoeld
gedeelte op een ander percentage van de
waarde van het varkensrecht dient te
worden bepaald. Pachter is derhalve tot
schadevergoeding gehouden.
Verpachter kan koopovereenkomst met
betrekking tot voedervijzel, brijbakken en
silo vernietigen op grond dat pachter
verzwegen heeft dat het tot exploitatie van
het gepachte dienende varkensrecht
inmiddels was doorgehaald.
Eindarrest: Voorzover de door pachter in het
kader van de BEVAR-regeling ontvangen
vergoeding meer heeft bedragen dan de
marktwaarde van het varkensrecht, geldt
dat hij dat meerdere heeft genoten als
gevolg van zijn tekortschieten, hetgeen aanleiding
is om bij de begroting van de door
verpachter geleden schade uit te gaan van
de door pachter ontvangen vergoeding en
niet van een lagere marktwaarde. Het hof
verwijst naar het bepaalde in art. 6:104
Burgerlijk Wetboek. Op dezelfde gronden zal
het hof geen rekening houden met de
korting die zou zijn toegepast indien pachter
het varkensrecht bij oplevering van het
gepachte aan verpachter ter beschikking zou
hebben gesteld. Volgt vaststelling van
schadevergoeding uitgaande van (50% van)
ƒ 431,25 per varkenseenheid.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.