ridder Massange de Collombs / erven Nelen (TvAR 2005/5254)
[Pachtwet art. 25, 50, 54, 55; BW art. 6:265]
Pachter brengt gepachte in in BV, waarvan
hij voor 90% aandeelhouder is en ook (enig)
bestuurder. De inbreng heeft een fiscale
achtergrond. Voorzover onder die omstandigheden
een inbreng van het gepachte in
een besloten vennootschap al als een tekortkoming
zou moeten worden beschouwd,
kan die tekortkoming in ieder geval niet de
ontbinding van de pachtovereenkomst
rechtvaardigen. In dit verband is tevens van
belang dat de pachtprijs
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
in 1996, 1997, 1998
en 1999 door de BV is voldaan en de verpachter
daartegen toen niet heeft
geprotesteerd.
Onderverpachtingen voor steeds één teeltseizoen
in verband met door de pachter
gewenste vruchtwisseling zijn van onvoldoende
gewicht om ontbinding te kunnen
rechtvaardigen, nu de verpachter voor het
eerst in deze procedure ondubbelzinnig
duidelijk heeft gemaakt dat hij tegen dergelijke
onderverpachtingen bezwaar heeft. Een
vordering tot ontbinding op grond van het
derde lid van artikel 54 Pachtwet dient
volgens het vijfde lid van dat artikel naar
billijkheid te worden beslist, met inachtneming
van het overigens in genoemd
artikel bepaalde. Bedoelde billijkheidsbeslissing
houdt niet in een afweging van
de wederzijdse belangen, doch een beoordeling
aan de hand van alle relevante feiten
en omstandigheden. Een ontbinding als in
dit verband aan de orde grijpt bovendien
tussentijds in in een lopende duurovereenkomst
waarbij zich ook andere – reguliere
en door de wet nader ingevulde – mogelijkheden
tot beëindiging voordoen. Een en
ander brengt mee dat de verpachter als
oorspronkelijk eiser dusdanige feiten en
omstandigheden zal moeten stellen dat
deze de slotsom rechtvaardigen dat het
billijker is de pachtovereenkomst te
ontbinden dan deze te laten doorlopen. Het
hof verwijst in dit verband naar zijn arrest
van 3 september 2002 in de zaak met rolnummer
2001/539 (erven Bouw/Van Wee).
Hier doet zich niet voor het geval dat de
voortzetting van de pachtovereenkomst is
gevorderd in de zin van het achtste lid van
artikel 54 Pachtwet. De opleiding en
bekwaamheden van de pachters en andere
waarborgen voor een behoorlijke bedrijfsvoering
zijn niettemin van belang in het
kader van de in de vorige alinea bedoelde
beslissing naar billijkheid.
Weduwe van oorspronkelijke pachter maakt
weliswaar voor feitelijke uitvoering van
diverse werkzaamheden gebruik van de
arbeidskracht van derden maar, is niettemin
actief bij de exploitatie betrokken en neemt
ook zelf de voor die exploitatie van wezenlijk
belang zijnde beslissingen. Het hof acht
haar daar ook toe in staat. Geen ontbinding
van de pachtovereenkomst te haren aanzien.
Wel ontbinding ten aanzien van de
beide dochters die onvoldoende persoonlijk
betrokken zijn bij de exploitatie van het
gepachte.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.