Plugge / Gemeente Valkenburg (TvAR 2005/5257)
[Pachtwet art. 9, 58]
Partijen en de pachtkamer in eerste aanleg
zijn er terecht vanuit gegaan dat voor de
vraag of in het onderhavige geval sprake is
van een of meer pachtovereenkomsten voor
onbepaalde tijd dan wel van pachtovereenkomsten
voor bepaalde tijd, beslissend is of
sprake is van de verpachting van los land,
dan wel van een gebouw. Het gepachte is
immers niet groter dan één hectare als
bedoeld in artikel 58 lid 1 Pw.
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
Daaruit volgt
dat indien sprake is van los land het in
artikel 9 lid 1 Pw omtrent de duur van de
pachtovereenkomst bepaalde, toepassing
mist.
De Pachtwet definieert het begrip gebouw
niet. Het komt derhalve aan op een redelijke
en op de praktijk afgestemde uitleg, in overeenstemming
met doel en strekking van de
bepalingen van de Pachtwet, waarbij het
gewone spraakgebruik niet beslissend is.
Wat betreft artikel 58 Pachtwet staat het
onderscheid tussen de verpachting van los
land en de verpachting van een gebouw in
verband met de omstandigheid dat bij de
verpachting van een gebouwde opstal, het
profijt dat de pachter van het gepachte
heeft, niet gerelateerd behoeft te zijn aan
het opbrengend vermogen van de grond,
zodat de oppervlakte van die opstal geen
indicatie biedt voor de mate waarin de
pachter voor zijn inkomen van het gepachte
afhankelijk is en in verband daarmee de
bescherming van de bepalingen van de
Pachtwet behoeft.
In ieder geval wat betreft de toepassing van
artikel 58 Pachtwet dient voor de vraag of
sprake is van de verpachting van een
gebouw dan wel van los land, behalve op
andere omstandigheden (waaronder bouwaard,
bouwkundige constructie en alle
functies van de gebouwde opstal), te worden
gelet op de mate waarin het profijt dat
de pachter van het gepachte heeft, gerelateerd
is aan het opbrengend vermogen van
de grond. In het onderhavige geval is
sprake van de verpachting van een “koude
kas”, zodat klaarblijkelijk een directe relatie
bestaat tussen het profijt dat de pachter van
het gepachte heeft en het opbrengend
vermogen van de grond. Een dergelijke kas
is immers een hulpmiddel om het voortbrengend
vermogen van de erdoor over-
dekte grond te verbeteren. Dat vermogen
staat centraal en niet de functie van de
grond als drager van de gebouwde opstal.
Een en ander wijst op verpachting van los
land in de zin van artikel 58 Pw.
De consequentie van een en ander voor de
glastuinbouw, namelijk dat de verpachting
van kassen, zo niet doorgaans, in ieder
geval veelal als de verpachting van losse
grond moet worden aangemerkt, is ook in
overeenstemming met de wetsgeschiedenis
van het tweede lid van artikel 58 Pachtwet,
in die zin dat in de Memorie van Toelichting
op wetsvoorstel 22705, p. 9-10, is vermeld
dat de grens van 1 hectare van het eerste
lid van artikel 58 te hoog kan zijn in geval
van “(glas)tuinbouw”, wat veronderstelt dat
bij glastuinbouw van verpachting van losse
grond sprake kan zijn.
De gestelde verpachting van mede een
kantine en een schuur (hoewel niet in de
pachtovereenkomst vermeld) is voor de
kwalificatie van het gepachte niet van overwegend
belang, nu de pachter niets heeft
gesteld omtrent met name de omvang van
bedoelde kantine en schuur, zodat geen
aanleiding bestaat voor de aanname dat
sprake is van meer dan bijkomstige
opstallen of gedeelten van opstallen.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.