Benning / Wessels Boer-Pol (TvAR 2001/5053)
[Pachtwet art. 31; Beschikking Superheffing
1984]
Pachter is per 1 november 1983 in de plaats
van zijn vader gesteld als pachter van een
melkveebedrijf. Einde pacht 1996.
Pachtkamer kantongerecht: vader is als
producent gerechtigd tot 10 /12 en zoon als
producent tot 2/12 deel van het melkquotum,
dat in het melkjaar 1983 is gaan samenhangen
met het gepachte. Verpachter moet bij
einde pacht de waarde van 2/12 x 50% van dit
quotum aan zoon vergoeden.
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
Hof: de zoon heeft per 1 november 1983 het
gehele op het gepachte geëxploiteerde
melkveebedrijf overgenomen. Deze overdracht
heeft mede betroffen het recht op
een heffingvrije hoeveelheid melk ingevolge
de productie in 1983 door vader. Zoon was
derhalve bij einde pacht de rechthebbende
op het gehele met het gepachte samenhangende
quotum, en dit is terecht sedert 1984
alleen op zijn naam geregistreerd. Verpachter
moet dus bij einde pacht een vergoeding
aan zoon betalen op basis van de waarde
van het gehele met het gepachte samenhangende
quotum.
Geen reden tot afwijking van 50% vergoeding.
De vraag of een nieuwe pachter
te vinden is die bereid is te investeren in
het noodzakelijke melkquotum op het te
pachten bedrijf, kan een zodanige afwijking
niet rechtvaardigen.
Pachter komt een opschortingsrecht toe en
is niet in verzuim ten aanzien van overdracht
quotum, nu verpachter niet bereid is
geweest de verschuldigde vergoeding te
betalen.
Hof 1 juni 1999: na bezichtiging ter plaatse
vergoeding vastgesteld voor door pachter
gebouwde mestsilo, op basis van uitsluitend
door grondkamer goedgekeurde investering.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.