Tijdschrift voor Agrarisch Recht 2001 nr. 3

Geldt de landbouwvrijstelling alleen voor de ‘professionele landbouwer’ en niet voor de ‘hobbyboer’?

mr. F.H. Schraven

Voor een schrijver is het zeer ontmoedigend indien een maand na het verschijnen van een boek, waarin hij meende vrij uitputtend de thematiek behandeld te hebben, een arrest verschijnt dat een geval betreft dat hij niet voorzien heeft. Dit arrest raakt een facet van de rangorderegeling, dat door mij niet behandeld is in de in januari van dit jaar verschenen FEDbrochure ‘Rangorde in de Wet IB’. Dit citaat van Van Dijck, uit zijn noot onder BNB

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

1999/130, maakt mijns inziens duidelijk dat de rangorderegeling een lastig onderdeel uitmaakt van ons inkomstenbelastingstelsel en is voor mij een aansporing om behoedzaam met dit onderwerp om te gaan. Maar het is ook de bevestiging om de rechtsvinding in het algemeen en die betreffende de rangorderegeling in het bijzonder, niet te verwaarlozen zo kort na de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001.1 1. Probleemstelling Zoals de titel van deze bijdrage al aangeeft, gaat het om de vraag of na invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 op 1 januari 2001 de landbouwvrijstelling (en de bosbouwvrijstelling) uitsluitend nog geldt voor de belastingplichtigen die winst uit onderneming genieten (ondernemer en medegerechtigde tot een onderneming) of ook voor belastingplichtigen die resultaat uit overige werkzaamheden genieten, zoals de hobbyboer en wellicht ook de verpachter van grond aan een besloten vennootschap waarin de verpachter een aanmerkelijk belang heeft. Van belang is vooral vast te stellen dat bij een bevestigend antwoord op het eerste deel van de vraag de land- en tuinbouwsector (en ook de bosbouwsector) een deel van de vrijstelling kwijtraakt zonder dat regering of parlement daaraan enige serieuze aandacht hebben geschonken. Omdat onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 voor de belastingplichtigen, die andere opbrengst van arbeid genieten (hobbyboeren) en belastingplichtigen die inkomsten uit vermogen genieten (verpachter), de vermogensveranderingen (vooral vermogenswinsten door de monetaire en inflatoire ontwikkelingen) reeds onbelast zijn omdat de wet deze voordelen niet in de heffing betrekt, was een beroep op en gebruik van de (landbouw)vrijstelling niet nodig. Slechts in bijzondere situaties moest een beroep op de vrijstelling alsnog uitkomst bieden. Om tot een goed inzicht van het probleem te komen zijn twee belangrijke wetsystematische vraagstukken van belang. Dat zijn de rangorderegeling en het overgangsrecht. De Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn gebaseerd op het bronnenfictiesysteem. Dat houdt in dat slechts inkomsten in de belastingheffing worden betrokken indien deze voortvloeien uit een bron van inkomen. Een bron van inkomen is slechts aanwezig indien sprake is van deelneming aan het ruilverkeer alsmede dat het subjectieve oogmerk bestaat om voordeel te behalen en het voordeel ook redelijkerwijs (objectief) kan worden verwacht.2 Anders geformuleerd: indien de kosten hoger zijn dan de baten is er geen sprake van een bron en worden de daarmee samenhangende inkomsten niet in de heffing betrokken (de kosten zijn derhalve ook niet aftrekbaar). In het inkomstenbelastingstelsel zijn de mogelijke bronnen opgenomen en in een rangorde gezet. Onder de Wet op de inkomstenbelasting 1964 luidt die volgorde: winst uit onderneming, winst uit aanmerkelijk belang, inkomsten uit arbeid, inkomsten uit vermogen en inkomsten uit periodieke uitkeringen. Onder de Wet inkomstenbelasting 2001 is die volgorde: winst uit onderneming, loon, resultaat uit overige werkzaamheden, periodieke uitkeringen, eigen woning, winst uit aanmerkelijk belang en sparen en beleggen (bij sparen en beleggen heeft de wetgever gebroken met het beginsel van de bronfictie; onafhankelijk van het werkelijk genoten voordeel is immers een wettelijk voordeel bepaald van 4%). Op het overgangsrecht kom ik hierna nog terug.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Artikel
Auteurs
mr. F.H. Schraven
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvAR/5616

Verder in 2001 nr.3

 Het ontwerp-Besluit glastuinbouwbedrijven

Het besluit wordt de opvolger van het Besluit tuinbouwbedrijven milieubeheer (1 mei 1996) en het Lozingenbesluit glastuinbouw Wet verontreiniging oppervlaktewateren (1 november 1994...

 Geldt de landbouwvrijstelling alleen voor de ‘professionele landbouwer’ en niet voor de ‘hobbyboer’?

Voor een schrijver is het zeer ontmoedigend indien een maand na het verschijnen van een boek, waarin hij meende vrij uitputtend de thematiek behandeld te hebben, een arrest verschijnt dat een gev...