De weg van oud naar nieuw – kanttekeningen bij het overgangsrecht in het voorstel tot wijziging van het pachtrecht. Preadvies Vereniging voor Agrarisch Recht
mr. drs. P.A. de Hoog
2. Enkele theoretische beschouwingen over het begrip overgangsrecht
3. De vijfenzestigjarige leeftijd als grond voor opzegging van de pachtovereenkomst
4. De vergroting van de oppervlakte ex artikel 58
5. Het voorstel van het kabinet met betrekking tot de pacht
6. Overgangsrecht algemeen
7. Pacht van een hoeve en overgangsrecht
8. Pacht van los land en overgangsrecht
9. Pachtprijs en overgangsrecht
10. Toetsing van het overgangsrecht
11. Bedrijfseconomische en sociale gevolgen van het kabinetsvoorstel
12. De
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
positie van de pachter in geval van onteigening
13. De positie van de overheid
14. Conclusie
1. Inleiding
Het overgangsrecht neemt in zijn algemeenheid een wat afwijkende plaats in in het
Nederlandse recht. Het draagt vaak een element van vergankelijkheid in zich: het
heeft slechts betrekking op een korte overgangsperiode en heeft daarna zijn betekenis
verloren. Voorzover het gaat om formeel recht is dat vaak juist. Een voorbeeld van
een dergelijke overgangsregeling in het pachtrecht is artikel 5 van het Besluit aanwijzing
rechtsgebied grondkamers,1 waarin wordt bepaald dat verzoeken die op grond
van de Pachtwet voor 1 januari 1998 zijn ingediend bij een van de provinciale grondkamers
vanaf 1 januari 1998 worden behandeld door de nieuwe gefuseerde grondkamers.
Wanneer het gaat om materieelrechtelijk overgangsrecht ligt de zaak vaak anders, althans gecompliceerder. Het kabinetsbesluit met betrekking tot de wijziging
van het pachtrecht bevat zowel materieel als formeel overgangsrecht.
Het pachtrecht heeft in de loop der jaren diverse wijzigingen ondergaan. In 1937 trad
de eerste pachtwet – de Pachtwet 1937 – in werking. In 1941 werd deze vervangen
door het Pachtbesluit, dat – als bezettingsmaatregel – in stand bleef tot 1958. In dat
jaar werd het vervangen door de huidige Pachtwet. De Pachtwet is ook een aantal
malen gewijzigd: de invoering van het voorkeursrecht van de pachter in 1963, de
invoering van de vijfenzestigjarige leeftijd van de pachter als opzeggingsgrond van de
pachtovereenkomst in 1984, de invoering van bijzondere pachtregimes voor pacht in
natuurgevoelige gebieden en in reservaten in 1992 en teeltpacht en bijzonder kortdurende
pacht in 1995, alsmede de vergroting van de oppervlakte waaronder de
belangrijkste dwingendrechtelijke bepalingen van de Pachtwet niet van toepassing
zijn (art. 58). De meeste van deze wijzigingen brachten geen verandering in de
bestaande rechtsverhoudingen, zij voegden slechts bepalingen en pachtvormen aan de
bestaande toe. Uitzonderingen daarop waren de invoering van de vijfenzestigjarige
leeftijd als opzeggingsgrond voor pachtovereenkomsten en de vergroting van de
oppervlakte als bedoeld in artikel 58. Het huidige kabinetsstandpunt heeft – althans
indien dit in een wetswijziging wordt vertaald – ingrijpende gevolgen voor bestaande
rechtsverhoudingen. Om deze reden is het van belang bijzondere aandacht te besteden
aan het overgangsrecht.
In dit preadvies zullen de volgende onderwerpen aan de orde komen: enkele opmerkingen
over het begrip overgangsrecht op zich, voorbeelden van toepassing van het
overgangsrecht bij vorige wijzigingen van de Pachtwet, het huidige voorstel met
betrekking tot het overgangsrecht en toetsing daarvan aan hogere regelgeving en
rechtsbeginselen. Daarnaast komen de gevolgen van de voorgestelde wijziging van de
pachtwetgeving aan de orde.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.