Naar een evenwichtige pacht. Preadvies Vereniging voor Agrarisch Recht
prof. mr. G.M.F. Snijders
De voorgeschiedenis is bekend. Al vele jaren vindt in Nederland een discussie plaats
over wat wordt aangeduid als het liberaliseren van de pacht, dan wel van het pachtbeleid.
1 Aan deze discussie ligt de opvatting ten grondslag dat de in overwegende
mate dwingendrechtelijke regeling van de Pachtwet pachters een dermate vergaande
bescherming biedt, dat het voor eigenaren van landbouwkundige onroerende zaken
onvoldoende aantrekkelijk is om deze in pacht uit te geven. Enerzijds is het rendement
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
van verpachting, als gevolg van het niveau van de ingevolge art. 3 Pachtwet (en
het daarop berustende Pachtnormenbesluit 1995) toegelaten maximum pachtprijzen,
te laag; anderzijds weet iemand die een object eenmaal in pacht heeft uitgegeven,
gezien met name het wettelijk regime inzake verlenging (art. 36-48 Pachtwet), indeplaatsstelling
(art. 49 en 54 Pachtwet) en medepacht (art. 49a en 50) niet op welke termijn
hij er weer in pachtvrije staat over zal kunnen beschikken. Een en ander leidt er
toe, dat de pacht als financieringsinstrument van de landbouw tekortschiet.2
Met een wetswijziging van oktober 19953 werd een eerste poging gedaan om de
bescherming van de pachter terug te dringen. De regeling van de pacht werd tot op
zekere hoogte flexibeler van aard, met het openen van de mogelijkheid tot teeltpacht
(art. 70f lid 1-4 Pachtwet) en eenmalige pacht (art. 70f lid 5-10). Op beide bijzondere
pachtvormen, die overigens slechts los land kunnen betreffen, is een groot aantal
dwingendrechtelijke bepalingen van de wet buiten toepassing verklaard.
Op 1 maart 1999 stelde de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
(LNV) de Commissie Pachtbeleid4 in, teneinde te adviseren over de toekomst van het
Nederlands pachtbeleid. Voor het instellen van de commissie bestond volgens de
staatssecretaris een drietal redenen. In de eerste plaats was tijdens de parlementaire behandeling van zojuist bedoelde wetswijziging toegezegd, dat vier jaar na de inwerkingtreding
een grondige evaluatie zou plaatsvinden. In de tweede plaats was bij het
wijzigen van het Pachtnormenbesluit gebleken, dat de omvang van het pachtareaal
niet was gestabiliseerd, terwijl het beoogde rendement van 2% van de vrije verkeerswaarde
(vgl. art. 1, 2 en 4 Pachtnormenbesluit 1995) met de ontwikkeling van de
grondprijzen niet werd gehaald. Tenslotte was in het regeerakkoord vastgelegd dat tot
het liberaliseren van het pachtbeleid zou worden overgegaan.
De commissie rapporteerde in januari 2000. De hoofdtitel van haar rapportage
luidde ‘Ruimte voor Pacht’.5 Een van de bevindingen luidde dat de reguliere pacht
zou marginaliseren, indien de pachtwetgeving ongewijzigd werd gelaten. Volgens de
commissie dienen pachter en verpachter de ruimte te krijgen om, afhankelijk van hun
wensen en omstandigheden, afspraken te kunnen maken. De wet dient slechts een
normering op hoofdpunten te bevatten, waarmee de voor het maken van afspraken
beschikbare ruimte wordt ingekaderd. Tegen deze achtergrond schetste de commissie
de contouren van een door haar voorgestane regeling. De schets werd kritisch ontvangen.
6
Het duurde ruim anderhalf jaar alvorens het kabinet een standpunt naar aanleiding
van de rapportage van de commissie had bepaald. Bij brief van 11 september 2001
zonden de Staatssecretaris van LNV en de Minister van Justitie het kabinetsstandpunt
aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.7 Het is de bedoeling dat
op basis van het standpunt een wetsvoorstel het licht zal zien, dat uiteindelijk tot een
ingrijpend gewijzigde regeling van het pachtrecht zal leiden. Tegen deze achtergrond
ligt het voor de hand dat de Vereniging voor Agrarisch Recht heeft besloten haar jaarvergadering
2002 aan de inhoud van het kabinetsstandpunt te wijden.
In dit preadvies staan twee onderwerpen uit het kabinetsstandpunt centraal. In de
eerste plaats wordt ingegaan op het voorgestelde onderscheid tussen bedrijfspacht
enerzijds en losse pacht anderzijds. Vervolgens zal aandacht worden besteed aan het
standpunt inzake continuïteit in het algemeen, en inzake indeplaatsstelling in het bijzonder.
Vooraf wordt het kabinetsstandpunt samengevat. Het preadvies is geschreven
vanuit de gedachte dat de regeling van de pacht noch in de richting van pachters, noch
in de richting van verpachters dient door te slaan, doch een evenwichtig karakter
dient te hebben.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.