Tijdschrift voor Agrarisch Recht 2002 nr. 4

Naar een evenwichtige pacht. Preadvies Vereniging voor Agrarisch Recht

prof. mr. G.M.F. Snijders

De voorgeschiedenis is bekend. Al vele jaren vindt in Nederland een discussie plaats over wat wordt aangeduid als het liberaliseren van de pacht, dan wel van het pachtbeleid. 1 Aan deze discussie ligt de opvatting ten grondslag dat de in overwegende mate dwingendrechtelijke regeling van de Pachtwet pachters een dermate vergaande bescherming biedt, dat het voor eigenaren van landbouwkundige onroerende zaken onvoldoende aantrekkelijk is om deze in pacht uit te geven. Enerzijds is het rendement

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

van verpachting, als gevolg van het niveau van de ingevolge art. 3 Pachtwet (en het daarop berustende Pachtnormenbesluit 1995) toegelaten maximum pachtprijzen, te laag; anderzijds weet iemand die een object eenmaal in pacht heeft uitgegeven, gezien met name het wettelijk regime inzake verlenging (art. 36-48 Pachtwet), indeplaatsstelling (art. 49 en 54 Pachtwet) en medepacht (art. 49a en 50) niet op welke termijn hij er weer in pachtvrije staat over zal kunnen beschikken. Een en ander leidt er toe, dat de pacht als financieringsinstrument van de landbouw tekortschiet.2 Met een wetswijziging van oktober 19953 werd een eerste poging gedaan om de bescherming van de pachter terug te dringen. De regeling van de pacht werd tot op zekere hoogte flexibeler van aard, met het openen van de mogelijkheid tot teeltpacht (art. 70f lid 1-4 Pachtwet) en eenmalige pacht (art. 70f lid 5-10). Op beide bijzondere pachtvormen, die overigens slechts los land kunnen betreffen, is een groot aantal dwingendrechtelijke bepalingen van de wet buiten toepassing verklaard. Op 1 maart 1999 stelde de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) de Commissie Pachtbeleid4 in, teneinde te adviseren over de toekomst van het Nederlands pachtbeleid. Voor het instellen van de commissie bestond volgens de staatssecretaris een drietal redenen. In de eerste plaats was tijdens de parlementaire behandeling van zojuist bedoelde wetswijziging toegezegd, dat vier jaar na de inwerkingtreding een grondige evaluatie zou plaatsvinden. In de tweede plaats was bij het wijzigen van het Pachtnormenbesluit gebleken, dat de omvang van het pachtareaal niet was gestabiliseerd, terwijl het beoogde rendement van 2% van de vrije verkeerswaarde (vgl. art. 1, 2 en 4 Pachtnormenbesluit 1995) met de ontwikkeling van de grondprijzen niet werd gehaald. Tenslotte was in het regeerakkoord vastgelegd dat tot het liberaliseren van het pachtbeleid zou worden overgegaan. De commissie rapporteerde in januari 2000. De hoofdtitel van haar rapportage luidde ‘Ruimte voor Pacht’.5 Een van de bevindingen luidde dat de reguliere pacht zou marginaliseren, indien de pachtwetgeving ongewijzigd werd gelaten. Volgens de commissie dienen pachter en verpachter de ruimte te krijgen om, afhankelijk van hun wensen en omstandigheden, afspraken te kunnen maken. De wet dient slechts een normering op hoofdpunten te bevatten, waarmee de voor het maken van afspraken beschikbare ruimte wordt ingekaderd. Tegen deze achtergrond schetste de commissie de contouren van een door haar voorgestane regeling. De schets werd kritisch ontvangen. 6 Het duurde ruim anderhalf jaar alvorens het kabinet een standpunt naar aanleiding van de rapportage van de commissie had bepaald. Bij brief van 11 september 2001 zonden de Staatssecretaris van LNV en de Minister van Justitie het kabinetsstandpunt aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.7 Het is de bedoeling dat op basis van het standpunt een wetsvoorstel het licht zal zien, dat uiteindelijk tot een ingrijpend gewijzigde regeling van het pachtrecht zal leiden. Tegen deze achtergrond ligt het voor de hand dat de Vereniging voor Agrarisch Recht heeft besloten haar jaarvergadering 2002 aan de inhoud van het kabinetsstandpunt te wijden. In dit preadvies staan twee onderwerpen uit het kabinetsstandpunt centraal. In de eerste plaats wordt ingegaan op het voorgestelde onderscheid tussen bedrijfspacht enerzijds en losse pacht anderzijds. Vervolgens zal aandacht worden besteed aan het standpunt inzake continuïteit in het algemeen, en inzake indeplaatsstelling in het bijzonder. Vooraf wordt het kabinetsstandpunt samengevat. Het preadvies is geschreven vanuit de gedachte dat de regeling van de pacht noch in de richting van pachters, noch in de richting van verpachters dient door te slaan, doch een evenwichtig karakter dient te hebben.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Artikel
Auteurs
prof. mr. G.M.F. Snijders
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:TvAR/5582

Verder in 2002 nr.4

 De weg van oud naar nieuw – kanttekeningen bij het overgangsrecht in het voorstel tot wijziging van het pachtrecht. Preadvies Vereniging voor Agrarisch Recht

2. Enkele theoretische beschouwingen over het begrip overgangsrecht 3. De vijfenzestigjarige leeftijd als grond voor opzegging van de pachtovereenkomst 4. De vergroting van...

 Naar een evenwichtige pacht. Preadvies Vereniging voor Agrarisch Recht

De voorgeschiedenis is bekend. Al vele jaren vindt in Nederland een discussie plaats over wat wordt aangeduid als het liberaliseren van de pacht, dan wel van het pachtbeleid. 1 Aan ...