Tijdschrift voor Financieel Recht 2008 nr. 3

Aegon bank/ Stichting Gedupeerden Spaarconstructie

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. M. Hosemann

Het geding had betrekking op ‘Sprintplan’-effectenleaseovereenkomsten die Aegon in het tijdvak 1997-2001 was aangegaan met personen van wie de stichting zich de belangen aantrok. In eerste aanleg had de rechtbank een verklaring voor recht gegeven dat Aegon onrechtmatig had gehandeld tegenover de personen die met haar een ‘Sprintplan’- overeenkomst hadden gesloten en als gevolg daarvan schade hadden geleden of nog zouden lijden, echter zonder voor recht te verklaren dat Aegon gehouden was tot schadevergoeding. De andere

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

vorderingen van de stichting waren in eerste aanleg afgewezen. Het principaal beroep van Aegon richtte zich tegen de gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van de stichting en hetgeen de rechtbank daartoe had overwogen. Het incidenteel beroep van de stichting richtte zich tegen de gedeeltelijke afwijzing van die vorderingen en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. De stichting wilde in hoger beroep alsnog een verklaring voor recht dat de ‘Sprintplan’-overeenkomsten nietig, dan wel vernietigbaar waren wegens strijd met de Wte 1995, het Bte 1995 en de Wck. Volgens de Stichting had Aegon moeten voldoen aan de voorschriften neergelegd in artikel 25 Bte 1995, dan wel artikel 36 Bte 1995. Volgens het hof miskende de stichting dat deze artikelen uitsluitend regels bevatten voor de wijze waarop een effecten- respectievelijk kredietinstelling haar bedrijfsvoering diende in te richten op het punt van door haar te sluiten overeenkomsten met cliënten. Voorts meende de stichting dat de ‘Sprintplan’- overeenkomsten een krediettransactie inhielden zoals bedoeld in artikel 1 onder a Wck en dat Aegon niet over de benodigde vergunning had beschikt. De stichting beriep zich voorts op het bepaalde in de artikelen 28 en 30 Wck. Volgens het hof kon geen van deze bepalingen echter tot de slotsom leiden dat de ‘Sprintplan’-overeenkomsten nietig dan wel vernietigbaar waren wegens strijd met de Wck. Immers, aan de personen met wie Aegon een ‘Sprintplan’- overeenkomst was aangegaan was niet een geldsom ter beschikking gesteld, dan wel het genot van een roerende zaak verschaft. Daarnaast kwam de stichting op tegen het oordeel van de rechtbank dat Aegon niet onrechtmatig had gehandeld tegenover de personen met wie zij een ‘Sprintplan’- overeenkomst was aangegaan door het openbaar maken, of laten maken, van misleidende mededelingen over de ‘Sprintplan’-overeenkomsten voordat deze werden gesloten. De grieven waren terecht voorgesteld voor zover zij opkwamen tegen het oordeel van de rechtbank dat bij de beantwoording van de vraag of Aegon voor het aangaan van een ‘Sprintplan’-overeenkomst misleidende mededelingen openbaar had gemaakt of doen maken en daardoor onrechtmatig had gehandeld, mede betekenis toekwam aan mededelingen die Aegon had gedaan in brochures bij het toegezonden certificaat. Aegon had zich namelijk ook in een eerdere fase van deze brochures bediend. Het hof meende echter dat er geen sprake was van misleidende mededelingen. De kenmerken van de ‘Sprintplan’-overeenkomsten waren namelijk voldoende duidelijk kenbaar gemaakt. Daarbij diende te worden uitgegaan van het begrip- en voorstellingsvermogen van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument. De grieven in het incidenteel beroep konden daarom niet slagen. Dit oordeel werd niet anders doordat volgens de stichting een doeltreffende waarschuwing had ontbroken voor de mogelijkheid dat tegenover de maandelijks te betalen bedragen geen uitkering zou kunnen volgen. Deze mogelijkheid volgde rechtstreeks uit de omstandigheid dat sprake was van een verplichting tot maandelijkse rentebetaling over een krediet en uit de omstandigheid dat het door Aegon verschafte krediet moest worden terugbetaald uit de opbrengst van de verkoop van de beleggingen, aldus het hof. Deze omstandigheden waren voldoende duidelijk kenbaar uit de overgelegde brochures en de samenvatting van de Algemene Voorwaarden. Het ontbreken van een dergelijke waarschuwing wettigde daarom niet de gevolgtrekking dat die brochures en die samenvatting misleidend waren. Aegon was op haar beurt opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat Aegon de op haar rustende bijzondere zorgplicht had geschonden omdat Aegon had nagelaten te waarschuwen voor aan de ‘Sprintplan’-overeenkomsten verbonden risico’s en had nagelaten inlichtingen in te winnen met betrekking tot de financiële positie van de betrokken wederpartijen. Aegon bestreed dat zij tekortgeschoten was in de nakoming van enige bijzondere zorgplicht. Dat aan het einde van een ‘Sprintplan’-overeenkomst geen restschuld kon resteren stond volgens het hof echter niet in de weg aan het aannemen van een bijzondere zorgplicht. Overigens lag in het aangaan van een ‘Sprintplan’- overeenkomst voor de wederpartijen van Aegon het risico van een vermogensverlies besloten. Aegon had voor het aangaan van de overeenkomst uitdrukkelijk moeten waarschuwen voor het risico dat eventueel een schuld aan Aegon kon resteren. Dit gold in het bijzonder voor de ‘Sprintplan’-overeenkomsten die waren gesloten vóór januari 2000, omdat voor deze overeenkomsten bij de aanvang daarvan het risico van een restschuld bestond, ook indien de overeenkomsten op de overeengekomen einddatum zouden worden beëindigd. Op de tweede plaats had Aegon haar zorgplicht geschonden door vóór het aangaan van de overeenkomst geen inlichtingen in te winnen over de inkomens- en vermogenspositie van de personen met wie ze de ‘Sprintplan’-overeenkomst was aangegaan, in het bijzonder teneinde na te gaan of de betrokken persoon redelijkerwijs in staat zou zijn aan zijn betalingsverplichtingen uit de ‘Sprintplan’-overeenkomst te voldoen. Daarnaast was Aegon opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat Aegon onrechtmatig had gehandeld tegenover de personen die met haar ‘Sprintplan’-overeenkomsten hadden gesloten, en als gevolg daarvan schade hadden geleden of nog zouden lijden. Volgens het hof faalde deze grief. Aegon had immers op twee punten haar bijzondere zorgplicht geschonden, waardoor zij tevens onrechtmatig had gehandeld. Die onrechtmatigheid kon bovendien in dit geding worden vastgesteld omdat daarvoor geen onderzoek nodig was naar de individuele omstandigheden waaronder de afzonderlijke ‘Sprintplan’- overeenkomsten waren gesloten. Het stond de rechtbank vrij te oordelen dat Aegon onrechtmatig had gehandeld tegenover personen die als gevolg van dat handelen schade hadden geleden of nog zouden lijden. Echter, dit oordeel bracht niet met zich mee dat als vaststaand moest worden aangenomen dat al degenen die met Aegon een ‘Sprintplan’-overeenkomst waren aangegaan daardoor schade hadden geleden of nog zouden lijden tot vergoeding waarvan Aegon gehouden was. Immers, artikel 3:305a derde lid BW laat niet toe dat in een geding zoals hier aan de orde een vordering wordt ingesteld strekkend tot schadevergoeding te voldoen in geld. De gevorderde verklaringen voor recht, hoewel in feite geldelijke schadevergoeding tot doel hebbend, hielden niet een zodanige vordering in. De wetsbepaling stond er wel aan in de weg dat de gevorderde verklaringen voor recht in wezen ertoe strekten schadevergoedingsverplichtingen, en de omvang daarvan, vast te stellen tegenover ieder van degenen die met Aegon een ‘Sprintplan’-overeenkomst waren aangegaan. Hiervoor was een onderzoek van de individuele omstandigheden vereist. Dit bracht met zich mee dat de belangen tot bescherming waarvan de gevorderde verklaringen voor recht betreffende de verplichting van Aegon tot schadevergoeding en de omvang van de verplichting strekten, dermate ongelijksoortig waren dat zij niet in een gemeenschappelijke vordering in één rechtsgeding konden worden gebundeld. Artikel 3:305a eerste lid BW bracht daarom mee dat de stichting nietontvankelijk was in haar vorderingen tot de hier bedoelde verklaringen voor recht. Dit alles leidde tot de slotsom dat alle grieven in het principaal en in het incidenteel beroep faalden. Het vonnis van de rechtbank werd bekrachtigd. Aegon werd als de in het principaal beroep in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure en de stichting werd veroordeeld in de kosten van de procedure in het incidenteel beroep.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Gerechtshof Amsterdam
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. M. Hosemann
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
Inzake: collectieve actie effectenlease, zorgplicht, schadevergoeding
Bron
JOR 2008/13
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/5966

Verder in 2008 nr.3

 Nieuwe spelregels in de fusie- en overnamearena door de ‘Antonveneta-richtlijn’

De publicatie op 21 september 2007 van de zogenaamde ‘Antonveneta-richtlijn’1 is vrijwel onopgemerkt gebleven. Dit mag enigszins verbazen, omdat een belangrijke aanleiding voor de richtlijn, de ...

 Fiscale informatieverplichtingen van financiële instellingen ten dienste van de belastingheffing van derden (deel 2 – internationale aspecten)

Dit is het tweede deel van een tweeluik over de wettelijke regeling van informatieverplichtingen van financiële instellingen ten dienste van de belastingheffing van derden1. De nationale aspecte...

 Nieuws

Wetgeving Vrijstellingsbesluit overnamebiedingen Wft (Stb. 2008, 27) Op 1 februari 2008 is het Vrijstellingsbesluit overnamebiedingen Wft in werking getreden. In het besluit is een tweetal vrij...

 Nieuws - Ministerie van Financiën

Wijziging Tijdelijke regeling invoering Wft (Stcrt. 2008, nr. 13, p. 10) In verband met de inwerkingtreding per 28 oktober van de Wet implementatie richtlijn openbaar overnamebod en de inwerkin...

 Nieuws - Autoriteit Financiële Markten (AFM)

Wijziging Mandaat AFM (Stcrt. 2008, nr. 26, p. 16) en Aanvulling op Wijziging Mandaat AFM (Stcrt. 2008, nr. 28, p. 12) Het bestuur van de AFM maakt bekend dat het heeft besloten tot aanpassing ...

 Nieuws - Ministerie van Financiën

Consultatie Reparatiebesluit Wft Het Ministerie van Financiën legt ter consultatie voor het Reparatiebesluit Wft. Het betreft het besluit ter wijziging van de algemene maatregelen van bestuur on...

 Nieuws - Autoriteit Financiële Markten (AFM)

Nieuwe bestuursleden AFM en nieuw lid van de Raad van Toezicht De AFM maakt bekend dat prof. mr. R.H. Maatman en ir. Th.F. Kockelkoren MBA de nieuwe bestuursleden worden van de AFM. Minister Bo...

 Nieuws - Europese Commissie

Onderzoek naar het investeringsbeleid van icbe-fondsen Op 12 februari 2008 heeft de Europese Commissie een nieuw onderzoeksrapport naar Europese investeringsfondsen gepubliceerd. Onderzoek is ui...

 Nieuws - Europese Centrale Bank

Gemeenschappelijke verklaring van de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank ter gelegenheid van de formele lancering van SEPA-betalingsinstrumenten door banken in de EU Op 28 januari 2...

 Nieuws - The Committee of European Securities Regulators

Gezamenlijke oproep van CESR en ECB inzake Commodities Op 18 januari hebben CESR en de Committee of European Banking Supervisors (CEBS) een gezamenlijke call for evidence gedaan inzake Commodit...