Produktenaansprakelijkheid in de landbouw
Mr. G.M.F. Snijders
De kogel is door de kerk. Op 20 maart jl. is de Tweede Kamer akkoord gegaan met
het (op één punt geamendeerde) wetsvoorstel produktenaansprakelijkheid.1 Met de
inwerkingtreding van het wetsvoorstel zullen, ter implementatie van de EEG-richtlijn
produktenaansprakelijkheid van 19852, aan het Burgerlijk Wetboek de artikelen
1407a t/m 1407/ worden toegevoegd. Nederland was eind 1986 een van de eerste
Lidstaten van de EG die een tekst voor een wetsvoorstel openbaar maakten. Ruim
drie en een half
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
jaar later moeten we constateren dat ons land voor wat betreft de
inwerkingtreding van de uiteindelijke wettelijke regeling tot de hekkesluiters behoort.
De wetgeving is reeds aan de richtlijn aangepast in het Verenigd Koninkrijk,
Italië, Griekenland, Portugal, Denemarken, Luxemburg en de Bondsrepubliek
Duitsland. Met Nederland dienen Frankrijk, Spanje, België en Ierland dus nog uitvoering
aan de richtlijn te geven. Verwacht mag worden dat de artikelen 1407a e.v.
per 1 januari 1991 van kracht zullen worden. Daarmee is de in de richtlijn voor implementatie
gegunde termijn van drie jaar, die afliep op 30 juli 1988, ruimschoots
overschreden.
Het nieuwe recht inzake produktenaansprakelijkheid komt in hoofdlijnen op het
volgende neer. Artikel 1407a bepaalt dat de producent aansprakelijk is voor de schade
veroorzaakt door een gebrek in zijn produkt. Bedoelde aansprakelijkheid bestaat
in de eerste plaats voor schade door dood of lichamelijk letsel. Ook zaakschade
wordt als schade in de zin van de regeling aangemerkt, echter slechts voor zover deze
in de privésfeer is ontstaan en een bedrag van ƒ 1263,85 overschrijdt (art. 1407/,
eerste lid).3 Producenten zijn fabrikanten van eindprodukten, producenten van
grondstoffen en fabrikanten van onderdelen. Tevens wordt als producent beschouwd
ieder die zich als zodanig presenteert door zijn naam, zijn merk of ander
onderscheidingsteken op een produkt aan te brengen, alsmede ieder die een produkt in de EG invoert om dit te verkopen, te verhuren, te leasen of anderszins te verstrekken
in het kader van zijn commerciële aktiviteiten (art. 1407c, lid 2 en 3). Voor de
landbouw is van belang dat artikel 1407c in het vierde lid bepaalt dat elke leverancier
als producent wordt beschouwd ingeval niet kan worden vastgesteld wie de werkelijke
producent van het schade veroorzakende produkt is. Ik kom hier later op terug.
Bedoelde leverancier kan overigens aan aansprakelijkheid ontkomen door binnen
een redelijke termijn aan de benadeelde duidelijk te maken wie de werkelijke producent
is, of wie hem het produkt heeft geleverd.
De aansprakelijkheid bestaat slechts voor gebrekkige produkten. Een produkt is
gebrekkig indien het niet de veiligheid biedt die men ervan mag verwachten, alle omstandigheden
in aanmerking genomen (art. 1407e). Hierbij dient blijkens de tekst
van de bepaling in het bijzonder te worden gelet op de presentatie van het produkt,
het redelijkerwijs te verwachten gebruik en het tijdstip waarop het in het verkeer
werd gebracht. Een produkt mag niet als gebrekkig worden beschouwd, uitsluitend
omdat nadien een beter produkt in het verkeer is gebracht.
Artikel 1407c bepaalt in het eerste lid dat onder produkt wordt verstaan een roerende
zaak, ook nadat deze een bestanddeel is gaan vormen van een andere roerende
of onroerende zaak, zulks met uitzondering van landbouwprodukten en produkten
van de jacht. Onder landbouwprodukten worden verstaan produkten van de bodem,
van de veefokkerij en van de visserij, met uitzondering van produkten die een eerste
bewerking of verwerking hebben ondergaan.4 De uitzondering van landbouwprodukten
hoefde ingevolge artikel 15, eerste lid, sub a, van de richtlijn niet in het BW
te worden opgenomen. Het is tot op het laatste moment onzeker geweest of de Tweede
Kamer op dit punt met het wetsvoorstel akkoord zou gaan.
In het navolgende zal ik uitvoerig ingaan op de discussie die over dit onderwerp
tussen de verantwoordelijke bewindslieden en de Tweede Kamer (althans de vaste
Commissie voor Justitie) heeft plaatsgevonden. Vervolgens zal ik aandacht besteden
aan de vraag wat het handhaven van de uitzondering voor gevolgen heeft voor de
landbouw als producent. Is de Nederlandse boer er in werkelijkheid iets mee opgeschoten?
Als gevolg van de in de richtlijn geopende mogelijkheid om landbouwprodukten
onder de werking van een nationale regeling inzake produktenaansprakelijkheid
te brengen, kunnen er ondanks de met de richtlijn beoogde harmonisatie op
dit punt verschillen ontstaan tussen de wetgevingen van de verschillende Lidstaten.
In een afzonderlijke paragraaf zal worden nagegaan in hoeverre de Nederlandse
landbouw alsnog nadelige gevolgen van een dergelijk verschil kan ondervinden.
Voorts is een paragraaf gewijd aan de relatie tussen de regelgeving inzake produktenaansprakelijkheid
en die inzake de kwaliteit van landbouwprodukten.
De ondernemer in de agrarische sector kan tevens slachtoffer worden van een produkt.
Ook aan dit aspect van de problematiek zal aandacht worden besteed. Voor de volledigheid wijs ik erop dat de Tweede Kamer een amendement heeft aanaard
waarbij werd voorgesteld om de in artikel 4 van de richtlijn neergelegde bewijslastverdeling
expliciet in het BW over te nemen.5 Een amendement dat had
moeten leiden tot het schrappen van het in artikel 1407a, eerste lid, sub e, neergelegde
verweermiddel ter zake van ontwikkelingsrisico's werd tijdens de plenaire behandeling
ingetrokken.6
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.