Ir. R. Kuiper
Onlangs presenteerde ministers Braks, mede namens de ministers Alders en May-
Weggen, de regeringsbeslissing van het Natuurbeleidsplan (NBP).1 Het belangrijkste
onderdeel van dit plan is de zogeheten 'ecologische hoofdstructuur'. Dit netwerk
van grote en kleinere natuurgebieden en de verbindingszones daartussen moet
de ruggegraat gaan vormen voor een duurzame natuur in Nederland. Een flink deel
van de natuurgebieden in deze ecologische hoofdstructuur is reeds in bezit van de
natuurbescherming, of wordt door boeren met behulp van een beheersovereenkomst
natuurvriendelijk... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. D.L. Rodrigues LopesDe jaarvergadering van de Vereniging voor Agrarisch Recht op 18 mei 1990 te Bilthoven
trok misschien iets minder deelnemers dan in de voorgaande jaren, maar onderscheidde
zich door levendigheid. Op die dag was het preadvies van mr. G.M.F.
Snijders alleen aan de deelnemers bekend. In dit nummer verschijnt het samen met
mijn verslag van het wetenschappelijke gedeelte van de dag.
HET ALGEMENE AANSPRAKELIJKHEIDSRECHT (ART. 1401 BW)
Thans is iemand die schade lijdt als gevolg van de gebrekkigheid van een produkt,
aangewezen op de vordering ex. art. 1401 BW. Hij moet behalve zijn schade en... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. D.L. Rodrigues-LopesLang geleden schreef ik een artikel over het Nieuw Burgerlijk Wetboek en de landbouw
(De Pacht 1979, blz. 342-351). Het onderwerp was: de openbare registers. In
deze bijdrage gaat het over het kadaster.
Het Ontwerp-Kadasterwet is tegelijk met dat tot wijziging van boek 3 NBW ingediend
op 9 juli 1982 (Tweede Kamer 1981-1982, 17 496, nrs. 1-2 en 4). In Asser-
Beekhuis, Zakenrecht, Algemeen deel, blz. 286-338, 12e druk, 1986 behandelt De
Haan Openbare registers en kadaster. Bij lezing van dat commentaar valt op dat het
merendeel van de materie betrekking kan hebben op agrarische element... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. G.M.F. Snijders
De kogel is door de kerk. Op 20 maart jl. is de Tweede Kamer akkoord gegaan met
het (op één punt geamendeerde) wetsvoorstel produktenaansprakelijkheid.1 Met de
inwerkingtreding van het wetsvoorstel zullen, ter implementatie van de EEG-richtlijn
produktenaansprakelijkheid van 19852, aan het Burgerlijk Wetboek de artikelen
1407a t/m 1407/ worden toegevoegd. Nederland was eind 1986 een van de eerste
Lidstaten van de EG die een tekst voor een wetsvoorstel openbaar maakten. Ruim
drie en een half jaar later moeten we constateren dat ons land voor wat betreft de
inwerkingtredi... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. Maris, mr. Spoor, mr. Kok, baron De
Weichs de Wenne en De WolfPachtwet, art. 38a, 49, 49a
De pachter wordt 65 jaar. Het geval van
art. 38a-2 Pachtwet zal zich niet voordoen.
De pachtovereenkomst met de pachter zal
dus in verband met zijn leeftijd niet worden
verlengd. Toewijzing van de vordering van
de pachter zijn jongere echtgenote als medepachter
aan te merken zou betekenen dat
zij al over minder dan één jaar en acht
maanden enig pachtster zou kunnen worden.
Om die reden is de vordering tot medepacht
in wezen een verkapte vordering
tot indeplaatsstelling en komt deze naar
billijkheid niet voor toewijzing in aanmerking. abonneren of dit artikel kopen.
Mr. Maris, mr. Spoor, mr. Kok, mr. ing.
Jansens van Gellicum en WentinkPachtwet, art. 25, 26,
BS 1985, 1986, art. 5, 7, 7c,
EEG Verord. 857/84, art. 12 sub d
De grond is een factor voor de vaststelling
van het gedeelte van het quotum dat bij
overgang van het bedrijf kan worden verstrekt.
Analogische toepassing van art. 7
sub c BSH1986 na opzegging van de pachtovereenkomst,
waarna geen verlenging is
verzocht. De pachter kan niet worden verweten
dat er geen overeenkomst tussen partijen
met betrekking tot het quotum bij het
einde van de pacht is tot stand gekomen.
Vervreemding van het quotum door pachter
is wanprestatie. abonneren of dit artikel kopen.
Mr. Maris, mr. Spoor, mr. Kok, mr. ing.
Jansens van Gellicum en WentinkPachtwet, art. 56
De pachter heeft zonder - de ook op
grond van de pachtovereenkomst vereiste
- toestemming van de verpachter een
tweetal caravans op het gepachte geplaatst,
voor welke plaatsing door de gemeente
geen bouwvergunning is verleend. Hij heeft
voorts al geruime tijd geleden de exploitatie
van het gepachte zonder overleg met, laat
staan toestemming van de verpachter aan
zijn zoon overgedragen. Een en ander levert,
mede gezien de overige van belang
zijnde omstandigheden, een dusdanige
wanprestatie op dat van de verpachter in
redelijkheid niet kan worden gevergd de
pa... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. Maris, mr. Spoor, mr. Kok, mr. De
Weichs de Wenne en De WolfPachtwet, art. 1, 11
Nu appellante voor de onverdeelde helft in
het land (als eigenares) is gerechtigd en van
de andere onverdeelde helft vruchtgebruikster
is, was zij bevoegd tot verpachting.
Omstandigheden waaronder appellante
deels niet en deels wel is geslaagd in het bewijs
dat zij percelen land niet in volledig
agrarisch gebruik aan geïntimeerde heeft
afgestaan. Het is denkbaar dat appellante
de bedoeling had alleen de grasopbrengsten
van de percelen, die langs haar huisperceel
waren gelegen, te verkopen. Met die bedoeling
van een met grondzaken onervaren gerechtigde
had ... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. Maris, mr. Spoor, mr. Biermans,
mr.ing. Jansens van Gellicum en WentinkPachtwet, art. 56
Onvoldoende betwisting van proces-verbaal
van bezichtiging van het gepachte
grasland. Een goed pachter behoort in het
algemeen de mest van zijn vee op het bij
hem in gebruik zijnde land aan te wenden.
Een goed pachter zou geen mest in het weiland
opslaan. De pachtkamer is niet verplicht
aanwijzingen ingevolge art. 55 Pw te
geven. Op grond van de omstandigheden van het
geval - zie daarvoor de behandeling van
grief V - had de pachter zich uiterst terughoudend
tegenover de verpachter moeten
opstellen en had zijn bedrijfsvoering
niet tot enige redelijke klacht be... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. Maris, mr. Spoor, mr. Kok, mr. ing.
Jansens van Gellicum en WentinkPachtwet, art. 38
Het voornemen van verpachtster tot restauratie
van het verpachte boerderijtje en
het in oude luister herstellen van de daarbij
behorende boomgaard is niet aan te merken
als een voornemen om het verpachte
voor een tot de landbouw betrekkelijk doel
in gebruik te nemen. Billijkheid. Het bedrijf
van de pachter is de laatste jaren alleen
maar kleiner geworden en de bedrijfsresultaten
zijn negatief: daarnaast is de
exploitatie ervan een nevenactiviteit van
de pachter die zijn hoofdberoep en feitelijke
inkomsten buiten de landbouw heeft.
Het beweerde recent erbij pa... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. Mar is, prof. mr. Brunner, mr. Knottnerus,
ing. Meijering en HamelinkPachtwet, art. 38, 41,
Beschikking superheffing 1988, art. 17
Gelet op het namens verpachtster gestelde,
wordt ervan uitgegaan, dat de bewindvoerder
met instemming van de dochters van
verpachtster bij niet verlenging van de
pachtovereenkomst voornemens is, het
melkquotum van de pachter — voorzover
behorend bij het verpachte land - te verkopen.
Ter zake wordt overwogen, dat ingevolge
de Beschikking Superheffing 1988 melkquotum
slechts tezamen met de grond
waarop het betrekking heeft, in dit geval
de grond in geschil, op een ander kan
overgaan. Derhalve is dit voornemen in
stri... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. Spoor, mr. Van Hijlkema, mr. Wijn,
ir. Van Leeuwen en HamelinkPachtwet, art. 38, 41
De zoon van appellant is bedrijfsleider op
het landbouwbedrijf dat in maatschap
door zijn vader en broer wordt geëxploiteerd.
Aannemelijk is dat de zoon de boerderij
in geschil ernstig gemeend en duurzaam
persoonlijk in gebruik wil nemen
voor de landbouw. Is dit gebruik van overwegende
betekenis — van zeer groot belang
— voor de zoon? Dat hij zich op het
verpachte als zelfstanzelfstandig
boer zal kunnen vestigen is een factor
van betekenis maar nog niet van overwegende
betekenis. Daarvoor is ook nodig dat
zijn situatie in financieel opzicht in belangrijke... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. Van Riessen, mr. Praktiek en mr.
EvenhuisLandinrichtingswet, art, 223,
lid 1, onder b
Artikel 223, lid 1 onder b komt kort gezegd
hierop neer dat bij de verdeling van de
kosten per afzonderlijke eigenaar de totale
kosten niet de werkelijke verandering in
waarde van de onroerende goederen te boven
mag gaan. De Rb. is van oordeel dat
onder 'waardevermeerdering' in art. 223,
lid 1 sub b moet worden verstaan de waardevermeerdering
in het economisch verkeer
als gevolg van de landinrichting. Deze
waardeverandering bepaalt de mate van het
nut, doch is daaraan niet gelijk te stellen.
De uitgevoerde tweede schatting kan niet
... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. A.D. Mijs, mr. C. Sikkel en mr. H.H.
Nouwen-KronenbergLandinrichtingswet, art. 212,
lid 1, onder c 3e en art. 223
Wegens wijziging van een recht van voetpad
in een recht van weg wordt in de lijst
der geldelijke regelingen een verrekenpost
van f 7000,- opgenomen tussen de eigenaar
van het heersend en het lijdend erf. Naar
het oordeel van de rechtbank dient dit bedrag
ten laste te worden gebracht van de
door de erfdienstbaarheid gebate kavel.
Weliswaar zou deLw toelaten mede het andere
op de peildatum ten name van de belanghebbende
staande perceel te belasten,
doch de wet dwingt daartoe niet. Zodanige
belasting zou onredelijk en on... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. A.D. Mijs, mr. J.W.M. Tijnagel, en
mr. C.H. Kemp-RandewijkLandinrichtingswet,
artikel 212, lid 2
Bezwaar van een zogenaamde oude nieuwbouwer
tegen de prijs van de overbedeling,
welke is gebaseerd op actualisering van de
schattingswaarde.
De rechtbank oordeelt op grond van de
omstandigheden dat tussen de LC en de oude
nieuwbouwers mede overeengekomen moet
worden geacht dat de verrekenprijs voor de
overbedeling de historische kostprijs zou
zijn. De rechtbank vermindert de prijs voor
de overbedeling tot de historische kostprijs.
Deze vermindering wordt geheel ten laste
van het BBL gebracht. Op de overbedeling
als zodanig lijdt het BBL ... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. A.D. Mijs, mr. C. Sikkel, en mr.
T.A.C, van HartingsveldtLandinrichtingswet, art. 212
jo 151, 152
De commissie neemt op juiste gronden het
standpunt in dat het haar niet vrij staat om
niet geregistreerde pachtovereenkomsten
toch te erkennen. De art. 151 en 152 Lw
houden een nauwkeurig omschreven rechtsgang
in, ontheffing waarvan niet mogelijk
is. Het basisbedrag van de overbedeling is
dan ook terecht overeenkomstig het proces-
verbaal van aanwijzingen met de factor
7 voor land in eigendom/eigen gebruik en
niet met de factor 3,5 voor verpacht land
vermenigvuldigd. abonneren of dit artikel kopen.
Mr. A.D. Mijs, mr. C. Sikkel en mr.
T.A.C, van HartingsveldtLandinrichtingswet,
art. 210 en 212
Reclamanten stellen schade te lijden door
aanwijzing tot waterwingebied van de hun
toegedeelde gronden.
Dit is geen schade die voor vergoeding in
het kader van de lijst der geldelijke regelingen
in aanmerking komt. Niet is gebleken
dat de LC actiefis betrokken geweest bij de
plannen van de Drinkwaterleiding of één
en ander heeft kunnen voorzien. Voorkennis
van één commissielid kan niet aan de
commissie als zodanig worden toegerekend. abonneren of dit artikel kopen.
Mr. A.D. Mijs, mr. C. Sikkel en mr. H.H.
Nouwen-KronenbergLandinrichtingswet,
art. 210 en 212
Over het door reclamant ingebrachte
huisperceel liep een openbaar, onverhard
voetpad. Het voetpad was niet als zodanig
herkenbaar. Het voetpad is bij het plan van
wegen en waterlopen toegewezen aan een
openbaar lichaam. Reclamant stelt dat
dientengevolge het overblijvende deel van
zijn eigendom waardevermindering heeft
ondergaan.
De rechtbank stelt een vergoeding voor
waardevermindering vast naar billijkheid.
In de nieuwe situatie is het voetpad door
verharding en door afscheiding als zodanig
kenbaar gemaakt en worden voetgangers
daarop ge... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. A.D. Mijs, mr. C. Sikkel en mr. H.H.
Nouwen-KronenbergLandinrichtingswet, art. 212
De aantekening in het kadaster, dat het
perceel in een ruilverkaveling valt, is een
voldoende waarschuwing voor mogelijke
toekomstige lasten. De LC heeft naast haar
algemene informatieplicht wel een individuele
informatieplicht tegenover bepaalde,
door een bijzondere maatregel getroffen
belanghebbenden, doch niet ter zake van
haar niet gemelde privétransacties tussen
belanghebbenden onderling. abonneren of dit artikel kopen.
Mr. A.D. Mijs, mr. C. Sikkel en mr. H.H.
Nouwen-KronenbergLandinrichtingswet art.
210 en 212; Wegenwet, art. 14
Reclamant maakt aanspraak op vergoeding
van de schade, die hij stelt te hebben geleden
door het niet aan hem toedelen van een
gedeelte berm dat door hem is ingebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de eigenaar
van de openbare weg inclusief berm het gebruik daarvan en het daarop c.q.
daarover uitwegen dient te gedogen, voorzover
door de omstandigheden wordt gebillijkt.
Deze gedoogplicht laat geen ruimte
voor de eis van toestemming of voor het
vragen van een contra-prestatie. Reclamant
heeft dan ook geen schade geleden die v... abonneren of dit artikel kopen.
Mr. M.B.C. Scholten van Aschat,
J.F.M. Honig en mr. T. ReichardtLandinrichtingswet,
art. 210, lid 1
Reclamant bevindt zich in twee hoedanigheden
in de ruilverkaveling, namelijk zowel
als eigenaar en als pachter.
In zijn hoedanigheid van pachter worden
hem geen voor- of nadelen in rekening gebracht.
In zijn hoedanigheid van eigenaar geniet
hij het voordeel dat oorspronkelijk op afstand
gelegen pachtkavels zijn aangelegd
aan zijn huiskavel (eigendom). Dat voordeel
wordt hem als eigenaar in rekening gebracht.
De rechtbank wijst het bezwaar daartegen
af. abonneren of dit artikel kopen.