Tijdschrift voor Agrarisch Recht
1989 nr. 1
'M. V. / De besloten vennootschap K. BV' (TvAR 1989/4195)
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
Pachtwet, art. 38a,
lid 2, art. 45, lid 5, art. 49
Op verzoek van de verpachter heeft de pachtkamer
bepaald, dat behoudens in het geval van art. 38a, lid 2,
geen verdere verlenging van de pachtovereenkomst
kan worden verzocht. Hieraan doet niet af, dat de
pachter inmiddels het voornemen heeft opgevat, te
verzoeken dat zijn echtgenote in zijn plaats als
pachter wordt gesteld.
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de
met de 65-jarige leeftijd van de pachter samenhangende
wettelijke bepalingen blijkt, dat naar de bedoeling van
de wetgever de bepaling dat geen verdere verlenging
van de pachtovereenkomst kan worden verzocht, strikt
zal worden toegepast. Er is dus geen plaats voor het
maken van het voorbehoud van art. 49 Pw. wel voor
het voorbehoud van art. 38a, lid 2, nu art. 45, lid 5 dat
voorbehoud met zoveel woorden mogelijk maakt. Er
moet dus een termijn worden gesteld binnen welke de
pachter in een dergelijk geval verlenging kan
verzoeken.
De bepaling van art. 45, lid 5, Pw. is bedoeld met het
oog op de zittende pachter. Indien op grond van
andere wetsbepalingen of krachtens een
wijzigingsovereenkomst een andere pachter in de
rechten en verplichtingen van de zittende pachter zal
zijn getreden, moet ook met het oog op dat geval
worden bepaald, binnen welke tijd de nieuwe pachter
verlenging van de pachtovereenkomst kan verzoeken.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.
Bijlage(n)
- Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.