Verplichte energiebesparende maatregelen aan het gehuurde. Wie is verantwoordelijk?
mr. J.A. de Boer*
Energiebesparing is al tijden een hot topic. Via allerlei
campagnes proberen overheden, non-profit organisaties
en zelfs commerciële bedrijven de burger ervan te overtuigen
dat het wel wat minder, kouder of korter kan. Van
vrijblijvendheid is echter allang geen sprake meer. Overheden
proberen op steeds ingrijpender wijze energiebesparing
af te dwingen. Een goed voorbeeld daarvan is het
(aanstaande) algehele verbod op gloeilampen. Beroemd
en berucht is ook de poging van de gemeente Amsterdam
om een groot
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
aantal supermarkten te dwingen tot het
nemen van energiebesparende maatregelen, waaronder
het afdekken van de koel- en vriesmeubelen.1
Deze bevoegdheid, die het afdwingen van energiebesparende
maatregelen in ondernemingen mogelijk maakt, is
thans neergelegd in art. 2.15 van het Besluit algemene regels
inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en
vormt de aanleiding voor dit artikel. De verplichting om
dergelijke maatregelen te nemen kan, zoals hierna uitgebreider
aan de orde zal komen, betekenen dat een ondernemer-
huurder (kostbare) veranderingen aan de gehuurde
zaak moet aanbrengen. De huurder is op grond van de
door hem gesloten huurovereenkomst echter niet altijd
bevoegd om de vereiste veranderingen aan het gehuurde
aan te brengen. De vraag is in dat geval of het bestuur genoemde
veranderingen desalniettemin ten koste van de
huurder kan afdwingen.
Als dat het geval is, komt de huurder voor een probleem
te staan. Om te voldoen aan zijn bestuursrechtelijke verplichting,
moet hij maatregelen treffen waartoe hij niet
bevoegd is. Als de verhuurder daaraan niet wil meewerken,
dan zal hij medewerking moeten afdwingen. De
vraag is of, en zo ja op welke wijze, deze medewerking
kan worden afgedwongen. Als de verhuurder uiteindelijk
medewerking verleent, dan speelt de vraag hoe de kosten
van de veranderingen moeten worden verdeeld.
Op voornoemde vragen wordt in dit artikel achtereenvolgens
ingegaan. Eerst komt aan de orde de vraag of het
bestuur energiebesparende maatregelen aan het gehuurde,
waartoe de huurder niet bevoegd is, ten koste van de
huurder kan afdwingen. Daartoe zal de reikwijdte van
art. 2.15 Activiteitenbesluit en het geldende handhavingsrecht
zoals dat is neergelegd in hoofdstuk 5 van de Algemene
wet bestuursrecht (Awb) worden besproken. Blijken
zal, dat het antwoord op deze vraag bevestigend
luidt. Daarna zal worden behandeld de vraag hoe medewerking
van de verhuurder door de huurder kan worden
afgedwongen, en hoe de kosten moeten worden verdeeld.
Deze laatste twee vragen zullen worden behandeld aan de
hand van hetgeen de wet hieromtrent regelt, en aan de
hand van de ROZ-modellen winkelruimte 2008 en kantoorruimte
2003, die op veel punten afwijken van de wet.
Het gaat hier overigens niet om een louter theoretische
verhandeling. Navraag bij de Amsterdamse Dienst Milieu
en Bouwtoezicht leert dat in deze gemeente jaarlijks zo’n
zes à zevenhonderd bedrijven te maken krijgen met het
voldoen aan verplichtingen uit art. 2.15 Activiteitenbesluit.
Het komt voor dat deze bedrijven in eerste instantie
wijzen naar de verhuurder als degene die de maatregelen
zou moeten treffen. Ook wijs ik er in dit verband op dat
Infomil (een instantie die overheden adviseert over milieurechtelijke
problematiek) hieraan een paragraaf wijdt
in het Informatieblad Gebouwen2, en op een onderzoek
van onderzoeks- en adviesorganisatie C.E. Delft. Uit interviews
die in het kader van dit onderzoek zijn afgenomen,
blijkt dat bedrijven klagen over het feit dat zij gevraagd
worden om maatregelen te treffen aan het gebouw
terwijl zij geen eigenaar van het pand zijn.3
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.