De intrede van de onderhandelingsplanologie in de agrarische sector
mr. C.F. van Helvoirt*
De inrichting van het landelijk gebied wordt niet uitsluitend bepaald door de agrarische sector. Bij de ruimtelijke invulling van het buitengebied gaat het niet enkel meer over landbouwbedrijven die ruimte claimen vanwege de schaalvergroting of intensieve veehouderijen die hun bedrijfsactiviteiten verplaatsen naar landbouw ontwikkelingsgebieden of vanwege de nevenactiviteiten die landbouwbedrijven als nieuwe economische peilers (bijvoorbeeld horeca, recreatie en het produceren van streekproducten) gaan ontplooien.
Andere – niet agrarische – functies maken (steeds meer) aanspraak op
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
het buitengebied. Vanwege initiatieven van zowel de overheid als particulieren zijn er de laatste decennia meer verschuivingen van functies waar te nemen. De vraag naar ‘ruimte’ in het buitengebied wordt steeds nijpender. Deze ontwikkeling is onder meer versterkt door beleidsvoornemens van de regering, die zijn vastgelegd in de Nota Ruimte.1 In deze Nota benadrukt de regering dat er een goede balans moet zijn tussen ‘rood’ en ‘groen en blauw’. De regering merkt op dat de ontwikkeling van groene en blauwe recreatievoorzieningen geen gelijke tred houdt met de verstedelijking.
De Regeling beëindiging veehouderijtakken heeft eveneens een duit in het zakje gedaan als het gaat om het verschuiven van functies in het buitengebied.2 De regeling, waarbij ruimte vrijkwam als gevolg van het beëindigen van intensieve veehouderijen, werd gecombineerd met een ruimte voor ruimte regeling, waarbij te slopen oppervlakte werd ingeruild voor een recht om (elders, meestal in het buitengebied) woningen te bouwen.
Verder is de behoefte aan wonen in het landelijk gebied toegenomen. Het komt voor dat de mogelijkheid een woning in het buitengebied te bouwen wordt ‘gekocht’. De constructie is de betaling van een financiële bijdrage voor de financiering van bijvoorbeeld de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen elders in ruil voor een of meerdere ‘woningcontingenten’. Ook de rood voor groen regeling maakt in een aantal situaties bouwen in het buitengebied mogelijk, mits daar een investering in het landschap tegenover staat. Een voorbeeld hiervan is het oprichten van een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928, waarbij het wordt toegestaan één of meerdere woningen te bouwen, in ruil voor investeringen ter verbetering van natuur- en landschapswaarden.
Deze ontwikkelingen hebben financiële consequenties, die in beginsel voor rekening van de overheid komen. De bij de ruimtelijke invulling van het buitengebied betrokken overheden, wensen deze financiële gevolgen af te wentelen op de initiatiefnemers. In het verleden is in de rechtspraak wat betreft het verhalen van kosten een lijn uitgestippeld, op grond waarvan het verhalen van kosten beperkt was. De beperkte kostenverhaalsmogelijkheden hebben uiteindelijk geleid tot de invoering van de Grondexploitatiewet.3 Met deze wet is – voor zover hier relevant – beoogd om de kostenverhaalsmogelijkheden uit te breiden en te verduidelijken.
Naast de hiervoor genoemde ruimtelijke initiatieven is voor de nabije toekomst de verwachting dat voor het buitengebied veel (oude) bestemmingsplannen opnieuw zullen worden vastgesteld. Dit is het gevolg van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) per 1 juli 2008.4 Vóór de inwerkingtreding van de Wro, had het niet tijdig herzien van het bestemmingsplan geen gevolgen. In art. 3.1 Wro is bepaald dat het bestemmingsplan iedere 10 jaar opnieuw moet worden vastgesteld. Wordt een bestemmingsplan niet tijdig5 opnieuw vastgesteld, dan verliest de gemeente het recht om voor het verlenen van omgevingsvergunningen leges te heffen. Deze sanctie geldt vanaf 1 juli 2013 ook voor oude bestemmingsplannen die onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) tot stand zijn gekomen.6 Er zijn gemeenten die de kans waarnemen
om via een overeenkomst bij het opnieuw vaststellen van het bestemmingsplan kosten te verhalen op landbouwers, bijvoorbeeld omdat het nieuwe bestemmingsplan voorziet in extra bouwmogelijkheden.
Over het verschuiven van de ruimtelijke functies en het planologisch regelen van de ruimtelijke invulling van het buitengebied, wordt niet zelden onderhandeld. En het lijkt erop dat met de komst van de Grondexploitatiewet dit is toegenomen. Met het verschuiven van de ruimtelijke functies in het buitengebied heeft de onderhandelingsplanologie in het landelijk gebied zijn intrede gedaan. Bij de onderhandelingen staat naast de planologische inpassing van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling, de financiële bijdrage die van overheidswege (van de initiatiefnemers) wordt verlangd centraal. Maar zijn de verlangde financiële bijdragen juridisch houdbaar?
De vraag die in deze bijdrage centraal staat is, voor welke ruimtelijke ontwikkelingen gemeenten een financiële bijdrage kunnen (en konden) verlangen bij het verlenen van planologische medewerking. In deze bijdrage wordt getracht een antwoord op deze vraag te formuleren.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.