Uitspraak klachtencommissie DSI, nr. 02-394 (ongepubliceerd)
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
De belegger had een zestal effectenlease-overeenkomsten
met de instelling gesloten. De belegger stelde onder
andere dat de instelling zich onvoldoende had georiënteerd
omtrent zijn financiële situatie en de resultaten van
de overeenkomsten te rooskleurig had voorgesteld. De
instelling stelde met een BKR-toets en een inkomenstoets
voldoende onderzoek te hebben verricht naar de financiële
positie van de belegger. Het vrij beschikbare bedrag
werd bepaald door het opgegeven netto maandinkomen
te verminderen met een bedrag van 50 procent
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
van het
netto inkomen voor levensonderhoud en met een bedrag
voor netto woonlasten. Uit de BKR-toets bleken volgens
de instelling geen overige verplichtingen. Het vastgestelde
vrij beschikbare bedrag was voldoende voor de maandelijkse
verplichtingen uit hoofde van de afgesloten overeenkomsten.
De Klachtencommissie oordeelde dat de
belegger zelf in belangrijke mate kon beoordelen of de effectenlease-
constructie geschikt was om aan zijn doelstelling
te voldoen. Het bedrag waarvoor in effecten werd
geïnvesteerd, de aard van die effecten en de duur van de
investering waren voor de belegger op voorhand zichtbaar.
Dat nam volgens de Klachtencommissie niet weg
dat de instelling zich ten minste rekenschap behoorde te
geven van de vraag of de belegger naar redelijke verwachtingen
over voldoende bestedingsruimte zou beschikken
om aan de uit de contracten voortvloeiende verplichtingen
te kunnen voldoen. De Klachtencommissie
oordeelde dat de instelling ten aanzien van de bij de belegger
te verwachten bestedingsruimte ontoereikende
zorg had betracht. In het aanvraagformulier kwamen
geen vragen voor over eventuele financiële verplichtingen
naast woonlasten. Uit een (latere) BKR-toets bleek
dat de belegger destijds een schuld had tot een bedrag
van ƒ 131.120,--. Als de instelling hiernaar had gevraagd,
zo stelde de Klachtencommissie, had de instelling hieruit
kunnen afleiden dat de belegger overige maandelijkse financiële
verplichtingen had. De Klachtencommissie was
verder van mening dat bij de bepaling van het vrij beschikbare
bedrag uitgegaan moet worden van bruto
woonlasten in tegenstelling tot de door de instelling toegepaste
netto woonlasten. Het vrij beschikbare bedrag
werd door de Klachtencommissie met inachtneming van
de overige financiële verplichtingen vastgesteld op een
negatief saldo. De Klachtencommissie was van mening
dat onder deze omstandigheden de instelling de zes effectenlease-
overeenkomsten niet had mogen aangaan en
dat de instelling in beginsel aansprakelijk is voor de schade
die hieruit is voortgevloeid. Omdat de belegger van de
overige financiële verplichtingen op de hoogte was, stelde
de Commissie het percentage eigen schuld van de belegger
naar redelijkheid en billijkheid vast op 66 2/3%. De
Commissie stelde bij bindend advies vast dat twee van
de zes overeenkomsten als vernietigd worden beschouwd
en dat de gevolgen van de overige vier overeenkomsten
voor rekening van de belegger blijven. De instelling
moet de uit de vernietigde overeenkomsten reeds
ontvangen bedragen terugbetalen, vermeerderd met wettelijke
rente.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.