Stichting Volendam/ Fortis, X en Y
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
X, als directeur van Safe Haven B.V., sloot met beleggers
beleggingsadviesovereenkomsten. De gelden die Safe
Haven van beleggers ontving werden doorgestort naar
diverse banken ter belegging. Het Hof kwam tot het oordeel
dat X handelde als vermogensbeheerder, zonder dat
hij daarvoor een vergunning had. Aan het oordeel van
het Hof lag mede ten grondslag dat X had verklaard dat
hij geld van de rekeningen van Safe Haven kon opnemen
wanneer dat nodig was voor beleggingen, dat
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
hij klanten
aanbracht bij Safe Haven en er daarbij naar streefde dat
iedere klant een eigen rekening kreeg en dat Safe Haven
werd gevolmachtigd voor het verrichten van specifieke
(beleggings)aankopen. De ‘Safe Haven-constructie’ is opgezet
door Y. In zijn verweer betoogde Y dat de actie van
de Stichting uit hoofde van artikel 3:305 BW niet kan slagen,
omdat Y slechts een gedeelte van de beleggers zou
hebben geadviseerd geld te storten ter belegging. Het
Hof was van mening dat er sprake is van gelijksoortige
belangen van meerdere beleggers, zoals vereist voor een
collectieve actie als bedoeld in artikel 3:305 BW, wanneer
Y een aantal beleggers zou hebben geadviseerd en meerdere
van die geadviseerde beleggers aan het advies gevolg
hebben gegeven. Ten aanzien van Fortis Bank oordeelde
het Hof dat deze al bij het openen van de rekening
van Safe Haven bekend moet zijn geraakt met de beleggingsactiviteiten
van Safe Haven en zich had moeten realiseren
dat die activiteiten mogelijk in strijd waren met
de Wte. De bank had daarin volgens het Hof aanleiding
moeten zien om zelfstandig onderzoek te doen naar de
vraag of Safe Haven al dan niet in overeenstemming met
de Wte handelde. De bank mocht zich volgens het Hof
niet afzijdig houden ten aanzien van de vraag of de beleggingsactiviteiten
van Safe Haven vergunningsplichtig
waren, gegeven de omvang van de op de rekening bij de
bank gestorte bedragen, de mate waarin aan leidinggevende
personen binnen de bank bekend had moeten zijn
geweest wat met die stortingen werd beoogd en aangezien
de bank de activiteiten van Safe Haven door middel
van de rekening faciliteerde. Het Hof wees er wel op dat
de bank geen waarschuwingsplicht jegens de beleggers
had geschonden, omdat het bestaan van een dergelijke
verplichting afhangt van de omstandigheden van het geval
en die kunnen per belegger verschillen. Daar stond
volgens het Hof los van dat de bank de activiteiten van
Safe Haven niet op zijn beloop had mogen laten zonder
zich ervan te overtuigen dat overeenkomstig de Wte werd
gehandeld. Uit het arrest van het Hof valt op te maken
dat de bank Y en X af en toe had gevraagd of een vergunning
vereist was, maar omdat de bank niet een concreet
antwoord verlangde, had de bank de belangen van
beleggers blootgesteld aan risico's die de Wte juist beoogt
uit te sluiten, zodat voor het Hof vaststond dat de
bank jegens de beleggers onrechtmatig had gehandeld.
Daarmee stond voor het Hof echter nog niet vast dat de
bank ook jegens iedere belegger vergoedingsplichtig is,
omdat daarvoor van belang is wat de relatie van iedere
specifieke belegger tot de bank was en of de schade een
gevolg was van aan individuele beleggers zelf toe te rekenen
omstandigheden. Het Hof oordeelde dan ook dat de
Stichting niet kan vorderen dat gedaagden worden veroordeeld
tot schadevergoeding te voldoen in geld. Wel
verklaarde het Hof voor recht dat X, Y en de bank onrechtmatig
jegens de beleggers hebben gehandeld.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.