Tijdschrift voor Financieel Recht 2004 nr. 6

Stichting Volendam/ Fortis, X en Y

mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius

X, als directeur van Safe Haven B.V., sloot met beleggers beleggingsadviesovereenkomsten. De gelden die Safe Haven van beleggers ontving werden doorgestort naar diverse banken ter belegging. Het Hof kwam tot het oordeel dat X handelde als vermogensbeheerder, zonder dat hij daarvoor een vergunning had. Aan het oordeel van het Hof lag mede ten grondslag dat X had verklaard dat hij geld van de rekeningen van Safe Haven kon opnemen wanneer dat nodig was voor beleggingen, dat

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

hij klanten aanbracht bij Safe Haven en er daarbij naar streefde dat iedere klant een eigen rekening kreeg en dat Safe Haven werd gevolmachtigd voor het verrichten van specifieke (beleggings)aankopen. De ‘Safe Haven-constructie’ is opgezet door Y. In zijn verweer betoogde Y dat de actie van de Stichting uit hoofde van artikel 3:305 BW niet kan slagen, omdat Y slechts een gedeelte van de beleggers zou hebben geadviseerd geld te storten ter belegging. Het Hof was van mening dat er sprake is van gelijksoortige belangen van meerdere beleggers, zoals vereist voor een collectieve actie als bedoeld in artikel 3:305 BW, wanneer Y een aantal beleggers zou hebben geadviseerd en meerdere van die geadviseerde beleggers aan het advies gevolg hebben gegeven. Ten aanzien van Fortis Bank oordeelde het Hof dat deze al bij het openen van de rekening van Safe Haven bekend moet zijn geraakt met de beleggingsactiviteiten van Safe Haven en zich had moeten realiseren dat die activiteiten mogelijk in strijd waren met de Wte. De bank had daarin volgens het Hof aanleiding moeten zien om zelfstandig onderzoek te doen naar de vraag of Safe Haven al dan niet in overeenstemming met de Wte handelde. De bank mocht zich volgens het Hof niet afzijdig houden ten aanzien van de vraag of de beleggingsactiviteiten van Safe Haven vergunningsplichtig waren, gegeven de omvang van de op de rekening bij de bank gestorte bedragen, de mate waarin aan leidinggevende personen binnen de bank bekend had moeten zijn geweest wat met die stortingen werd beoogd en aangezien de bank de activiteiten van Safe Haven door middel van de rekening faciliteerde. Het Hof wees er wel op dat de bank geen waarschuwingsplicht jegens de beleggers had geschonden, omdat het bestaan van een dergelijke verplichting afhangt van de omstandigheden van het geval en die kunnen per belegger verschillen. Daar stond volgens het Hof los van dat de bank de activiteiten van Safe Haven niet op zijn beloop had mogen laten zonder zich ervan te overtuigen dat overeenkomstig de Wte werd gehandeld. Uit het arrest van het Hof valt op te maken dat de bank Y en X af en toe had gevraagd of een vergunning vereist was, maar omdat de bank niet een concreet antwoord verlangde, had de bank de belangen van beleggers blootgesteld aan risico's die de Wte juist beoogt uit te sluiten, zodat voor het Hof vaststond dat de bank jegens de beleggers onrechtmatig had gehandeld. Daarmee stond voor het Hof echter nog niet vast dat de bank ook jegens iedere belegger vergoedingsplichtig is, omdat daarvoor van belang is wat de relatie van iedere specifieke belegger tot de bank was en of de schade een gevolg was van aan individuele beleggers zelf toe te rekenen omstandigheden. Het Hof oordeelde dan ook dat de Stichting niet kan vorderen dat gedaagden worden veroordeeld tot schadevergoeding te voldoen in geld. Wel verklaarde het Hof voor recht dat X, Y en de bank onrechtmatig jegens de beleggers hebben gehandeld.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Gerechtshof Amsterdam
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw en mr. A.R. Filius
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
vermogensbeheer zonder Wte-vergunning, art. 7 Wte 1995, art. 3: 305a BW
Bron
JOR 2004, 110 m.nt. C.M. Grundmann-van de Krol
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/930

Verder in 2004 nr.6

 Capacity vraagstukken bij derivatentransacties

In deze bijdrage staat centraal de vraag naar de bevoegdheid (‘capacity’) van Nederlandse rechtspersonen en personenvennootschappen tot het aangaan van derivatentransacties. Ook de bijzondere po...

 Fiscale jurisprudentie bank- en effectenrecht: Toerekening van vermogensbestanddelen aan internationale bijkantoren

In het onderstaande komen drie recente fiscale uitspraken over de toerekening van vermogensbestanddelen (aandelen, swaps en eigen vermogen) aan internationale bijkantoren aan de orde. Van eminen...

 Rondom het nieuws; Het jaarverslag 2003 van de AFM

De bestuurders van de AFM kijken vriendelijk de camera in. De foto die op pagina 10 van het jaarverslag 2003 van de AFM is afgedrukt, toont daarnaast ook vastberadenheid in de houding van de AFM...