Tijdschrift voor Financieel Recht 2004 nr. 4

Van der Haar/Brinckstaete

mr. F.R.H. van der Leeuw

Eind 1998 had financieel intermediair Brinckstaete voor Van der Haar het plan opgesteld om de overwaarde in zijn woning aan te wenden voor diverse financiële doeleinden. Onderdeel van het plan was dat een beleggingsdepot zou worden gevormd door storting in het ING Dutch Fund ten aanzien waarvan Brinckstaete was uitgegaan van een vermogensgroei van gemiddeld 10,4% per jaar. Van het rendement op het depot zou jaarlijks een bedrag worden gebruikt om diverse premies en stortingen uit

Artikel kopen € 79,00 excl. BTW

In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.

te kunnen voldoen, o.a. op een lijfrentepolis. Uiteindelijk is over de periode 1997 t/m 2002 een negatief rendement behaald van 3,5% en bleek dat het rendement op het moment van adviseren door Brinckstaete in de daaraan voorafgaande jaren geen 10,4% maar 8,68% is geweest. Het rendement op het beleggingsdepot bleek onvoldoende om de bedoelde premies uit te voldoen, zodat volgens Van der Haar daarmee het uitgangspunt aan de door Brinckstaete geadviseerde constructie kwam te ontvallen. Van der Haar stelde het verlies op het depot gelijk aan het verschil tussen het ingelegde bedrag en de waarde van de participaties op het moment waarop het depot zal worden beëindigd en hij vorderde veroordeling van Brinckstaete tot vergoeding van dit verlies. De Rechtbank stelde voorop dat aan het depot wordt deelgenomen voor een periode van 26 jaar en dat het rendement van 10,4% waarmee Brinckstaete had gerekend, het gemiddelde rendement over die periode is. De Rechtbank achtte de vordering alleen toewijsbaar, indien de onjuistheid van het gegeven advies zou komen vast te staan. Zolang de periode van 26 jaar nog niet is verstreken, kan volgens de Rechtbank alleen worden gesteld dat het advies onjuist is indien op voorhand duidelijk is dat het geprognostiseerde rendement onhaalbaar is, gegeven de resterende duur van de belegging. Daarvan was volgens de Rechtbank echter geen sprake. Wel was de Rechtbank van mening dat het beëindigen van de beleggingsconstructie een reactie kan zijn om verdere schade te voorkomen, indien vast zou komen te staan dat Van der Haar gedurende een langere periode met behoorlijke hogere maandlasten zou worden geconfronteerd dan hij op grond van het advies van Brinckstaete had mogen verwachten. Van der Haar had het beleggingsdepot echter nog niet beëindigd en dus, zo stelde de Rechtbank, had hij ook nog geen schade geleden. Bovendien achtte de Rechtbank het intreden van eventuele schade afhankelijk van een nog te nemen beslissing van Van der Haar om het depot te beëindigen. Omdat nog niet vaststond dat die beslissing zou worden genomen, was niet zeker of schade daadwerkelijk zal intreden, zodat de Rechtbank de vordering afwees.

U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.

Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.


Deel deze pagina:

Nog niet beoordeeld

Bijlage(n)

  • Bijlagen zijn alleen beschikbaar voor abonnees.

Artikel informatie

Type
Jurisprudentie
Organisatie
Rechtbank Utrecht
Auteurs
mr. F.R.H. van der Leeuw
Auteursvermelding
Ik ben auteur van dit artikel
Onderwerp
advisering tussenpersoon, beleggingsdepot
Bron
JOR 2004/45
Datum artikel
Uniek Den Hollander publicatienummer
UDH:FR/960

Verder in 2004 nr.4

 Toezichtlacune gecleared

U kunt het zich misschien niet voorstellen maar er is een belangrijke groep financiële instellingen die grote operaties verricht op de effectenmarkten en desondanks niet onder toezicht staat. Al...

 New Financial Markets Directive: Impact on the rules of conduct applicable to investment firms

On 19 November 2002, the European Commission submitted a proposal1 for revision of Directive 93/22/EEC of 10 May 1993 on investment services in the securities field.2 After intensive discussions...

 Rondom het nieuws

In deze rubriek besteedt de redactie aandacht aan achtergronden bij nieuwe wet- en regelgeving en andere ontwikkelingen op het gebied van het financiële recht. In deze aflevering staat mr. Broek...