Is Nederland minder corrupt dan de Verenigde Staten, Duitsland of andere OESO-lidstaten?
Joost Wiebenga*
Is Nederland minder corrupt dan de Verenigde Staten (VS),
Duitsland, of andere OESO-lidstaten1? Ieder jaar publiceert
de wereldwijde, niet-gouvernementele organisatie Transparency
International (TI) de Corruption Perception Index
(CPI).2 De CPI brengt in kaart de mate waarin in 180 naties
corruptie onder ambtenaren en politici wordt ervaren.
Het gaat dus niet om harde cijfers, maar om de ervaringen
en waarnemingen van landenexperts en zakenlieden. Zij geven
hun mening, niet alleen over hun eigen land, maar ook
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
over andere landen. Nederland scoort ieder jaar hoog in het
‘linker rijtje’ van minst corrupte landen en moest in 2010 alleen
de Scandinavische landen, Singapore, Canada, Australië
en Nieuw Zeeland boven zich dulden. In de CPI staan
landen als Somalië, Myanmar, Irak en Oezbekistan helemaal
onderaan als de ‘meest corrupte’ landen. Hoewel de
CPI zeer bruikbaar is voor bedrijven en regeringen om risico-
inschattingen te maken, ontbreekt ieder academisch fundament
en creëert het ongewild een stigma dat alle inwoners
van die arme landen corrupt zijn en de perceptie dat de rijke
landen hiervan gevrijwaard zijn.3 Op basis van de perceptie
van respondenten die merendeels westers zijn, geeft de
CPI een indicatie waar het al dan niet (hoogst) waarschijnlijk
is dat er steekpenningen moeten worden betaald om iets
gedaan te krijgen of niet te laten plaatsvinden (‘vraagkant’).
De andere kant van de medaille is dat diegenen die de steekpenningen
betalen (‘aanbodkant’4) wel degelijk uit het ‘rijke
Noorden’ kunnen komen, zeker wanneer het grote, grensoverschrijdende
projecten en transacties betreft. Om deze
dimensie in kaart te brengen geeft TI eens in de twee jaar de
Bribe Payers Index (‘BPI’) uit.5 Dit is een index die de 22
grote exportlanden rangschikt op de waarschijnlijkheid dat
bedrijven uit die landen steekpenningen betalen in het buitenland.
Op de meest recente, in 2011 gepubliceerde BPI,
staat Nederland fier bovenaan als het land waar die waarschijnlijkheid
van corruptie het kleinst zou zijn, vóór onder
meer Zwitserland, België en Duitsland. De opkomende
BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) sluiten
de rij en lijken in grote mate en veelal zonder schroom alles
te doen wat, althans naar westerse wettelijke, morele en/
of ethische maatstaven, ten strengste verboden is. De minder
kritische burger of politicus in Nederland zou hier gemakkelijk
uit kunnen afleiden dat noch de Nederlandse ambtenaren
noch de Nederlandse bedrijven corrupt zijn. Dit alles
gevoed door het vele goede nieuws en de juichende krantenkoppen.
Maar hoe verhouden Nederland’s verheugende CPIen
BPI-rangschikkingen zich tot de recente onderzoeksresultaten
van KPMG, PricewaterhouseCoopers (PwC) en Ernst
& Young (E&Y)?
Uit internationaal onderzoek van KPMG6 in 2011 onder
ruim 200 bestuurders van internationaal opererende ondernemingen,
waaronder ook Nederlandse multinationals, blijkt
dat meer dan 70% vindt dat er nu eenmaal plekken in de wereld
zijn waar men geen zaken kan doen zonder zich in te laten
met omkoping en corruptie. Blijkbaar vormt een lokale
cultuur waarin omkoping en corruptie gangbaar zijn voor
veel bedrijven onvoldoende reden om in deze landen geen
zaken te doen. Bedrijven die actief zijn in deze vermeend
corrupte landen, zijn zich over het algemeen bewust van de
risico’s die zij lopen. Zo geeft 60% van de respondenten aanzich zorgen te maken over ongeoorloofde contante betalingen
in deze landen. PWC presenteert soortgelijke conclusies
naar aanleiding van een symposium over corruptie in
Den Haag in oktober 2010. Nederlandse bedrijven zijn erg
actief in opkomende markten waar volgens de CPI corruptie
meer voorkomt dan in geïndustrialiseerde landen. Er is volgens
PWC geen enkele reden om aan te nemen dat Nederland
minder betrokken zou zijn bij corruptiepraktijken dan
andere landen. Weliswaar lijken Nederlandse bedrijven zich
meer en meer bewust te worden van het risico van corruptie,
maar ondernemen zij nog niet allemaal adequate acties
om de corruptierisico’s te minimaliseren. Daarbij moet worden
gedacht aan een helder anti-corruptiebeleid, een grondig
due diligence proces ten aanzien van distributeurs, agenten,
leveranciers en andere zakenpartners, geïntegreerd in een
bedrijfscultuur die dit van hoog tot laag ondersteunt. Volgens
de European Fraud Survey 2011, opgesteld door E&Y
op basis van interviews met 2300 medewerkers van grote
bedrijven in 25 landen, komt in het Nederlandse bedrijfsleven
het ‘smeren’ van klanten om opdrachten binnen te halen
steeds vaker voor. Ruim een kwart van de Nederlandse
correspondenten zei ‘te geloven’ dat omkoping in of vanuit
Nederland plaatsvindt en 7% heeft aanwijzingen dat dit
ook in de eigen bedrijfssector plaatsvindt. Dit is overigens
lager dan het Europese gemiddelde van 28%, met Griekenland
(44%) en Rusland (39%) als uitschieters. Een derde van
de ondernemers vindt dat ‘smeren en fêteren’ geoorloofd is
om orders binnen te halen. Zorgelijk is dat, volgens de E&Y
survey, de perceptie van 46% van de Nederlandse managers
is dat hun personeel integriteitstrainingen heeft gevolgd, terwijl
slechts 9% van de ondervraagde werknemers bij diezelfde
bedrijven dat bevestigt. Volgens het E&Y-onderzoek
neemt het onethisch gedrag in het Nederlandse bedrijfsleven
toe.7
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.