Compliance Actualia
Geen huurbescherming bij begeleid wonen
Niels van den Burg, 4 juli 2013 09:51
In veel gemeenten bestaan tussen woningcorporaties en hulpverleningsinstanties samenwerkingsovereenkomsten ter bevordering van de huisvesting van kwetsbare personen. Op basis van dit soort samenwerkingen stellen de woningcorporaties aan de hulpverleningsinstellingen woningen ter beschikking (verhuur), die door de hulpverleningsinstellingen worden onderverhuurd aan de doelgroep. Met de bewoner gaat de hulpverleningsinstelling naast een huurovereenkomst dan veelal gelijktijdig een woonbegeleidingsovereenkomst aan.
Bij beëindiging van de woonbegeleidingsovereenkomst (veelal omdat de bewoner zich aan begeleiding onttrekt), ontstaat nog al eens discussie over de vraag of de bewoner een beroep toe komt op huurbescherming.
Het gerechtshof overweegt dat de begeleidings- en onderhuurovereenkomst dermate nauw met elkaar verbonden zijn, dat het eind van de eerstvermelde overeenkomst tot gevolg heeft dat de andere evenmin in stand kan blijven. Zij kunnen, gelet op hun opzet en hun inhoud, niet los van elkaar worden gezien in die zin dat de bewoner bij het wegvallen van de woonbegeleidingsovereenkomst onverminderd aanspraak maakt op het huurgenot, dat hem nu juist in het kader van die begeleiding is toegekend. Niet voor niets zijn de beide overeenkomsten gelijktijdig, met dezelfde ingangsdatum en contractsduur aangegaan, en met de uitdrukkelijke bepaling dat zij onderling van elkaar afhankelijk zijn. Aldus kunnen de overeenkomsten niet los van elkaar worden gezien en dienen zij als één geheel van samenhangende verbintenissen te worden beschouwd, waarbij de afspraken omtrent de begeleiding naar zelfstandig wonen volgens de bedoeling van alle drie de betrokken partijen de essentie van de rechtsverhouding vormen. Bewoner was ermee bekend, althans hij diende te begrijpen, dat de woning hem zowel door de hulpverleningsinstelling als door de woningcorporatie uitsluitend in zijn hoedanigheid van cliënt van de hulpverleningsinstelling ter beschikking werd gesteld, specifiek om het leerproces naar zelfstandig wonen te dienen. Zijn woongenot was daarmee onlosmakelijk met onderwerping aan de woonbegeleiding verbonden. Gelet op die koppeling moet, zo overweegt het gerechtshof, voorshands worden aangenomen dat indien de zo wezenlijke woonbegeleiding eindigt, ook de daarmee verband houdende aanspraak om de woning te bewonen in haar kern getroffen wordt. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft recent bevestigd dat in het kader van een project begeleid wonen in onderhuur ter beschikking gestelde woonruimte niet valt onder het huurbeschermingsregiem.