Verslag van de conferentie ‘Een “gezekerde” huurovereenkomst: zekerheden vanuit een huurrechtelijk perspectief’
mr. M.W.J. Wösten*
Op 19 april 2012 is door de redactie van het Tijdschrift voor Huurrecht Bedrijfsruimte (hierna: TvHB) en Uitgeverij Den Hollander B.V. de conferentie ‘Een ‘gezekerde’ huurovereenkomst: zekerheden vanuit een huurrechtelijk perspectief’ georganiseerd. De conferentie stond onder dagvoorzitterschap van mw. mr. M.T.H. de Gaay Fortman (advocaat Houthoff Buruma) en de sprekers waren mw. mr. S. van der Kamp (advocaat Boekel de Nerée), mr. P.L. Visser (advocaat Loyens & Loeff), mr. R.J. Schimmelpenninck (advocaat Houthoff Buruma), mw. mr.
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
G. Voorhorst (hoofd juridische zaken Rabo Vastgoedgroep) en prof. mr. J.J. van Hees (advocaat RESOR en hoogleraar aan de Universiteit Nijmegen).
De conferentie is georganiseerd naar aanleiding van het arrest Aukema q.q./Uni-invest.1 In deze zaak speelde het volgende. In de huurovereenkomst was bepaald dat de huurder de schade van de verhuurder (waaronder leegstandschade) diende te vergoeden, indien de huurovereenkomst voortijdig zou eindigen als gevolg van faillissement van de huurder. Tot meerdere zekerheid van haar verplichtingen had de huurder een bankgarantie gesteld. Nadat de huurder in staat van faillissement was verklaard, heeft de curator de huurovereenkomst op grond van art. 39 Fw opgezegd tegen de eerst mogelijke datum. Hierop vorderde de verhuurder bij de bank betaling onder de bankgarantie (conform het ROZ-model), waaraan door de bank gevolg is gegeven. De bank probeerde op haar beurt op grond van de contra-garantievoorwaarden het uitgekeerde bedrag op de boedel van de huurder te verhalen. Hierop heeft de curator (terug)betaling gevorderd van het door de verhuurder onder de bankgarantie getrokken bedrag. De Hoge Raad oordeelde dat de beëindiging van een huurovereenkomst door de curator op grond van art. 39 Fw een rechtmatige beëindiging van de huurovereenkomst is. Doordat de huurovereenkomst op een rechtmatige wijze is beëindigd, kan er ook geen sprake zijn van te vergoeden ‘schade’ na de opzeggingdatum. De Hoge Raad concludeert vervolgens op grond van de ontstaansgeschiedenis van art. 39 Fw dat in een huurovereenkomst geen rechtens afdwingbare bepalingen kunnen worden opgenomen, waarin verhuurder en huurder met elkaar afspreken dat er jegens de boedel recht op schadevergoeding bestaat wegens gemis aan verschuldigde huur na deze rechtsgeldige opzegging.
De sprekers zijn tijdens de conferentie nader ingegaan op dit arrest en de consequenties die dit arrest voor de huurrechtpraktijk heeft, waarbij in het bijzonder is gekeken naar de vraag welke zekerheden er nog in huurrelaties kunnen worden gesteld en wat de voor- en nadelen van de diverse vormen van zekerheid zijn. De conferentie is afgesloten met een algemene discussie, waaraan alle aanwezigen konden meedoen.
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.