Ter Visie. Steunt het arbeidsrecht klokkenluiders onvoldoende?
prof. mr. E. Verhulp*
Ondanks de bouwcrisis lijkt het wetsvoorstel Huis voor
Klokkenluiders met een riante meerderheid door de kamers
te worden geloodst. Het doel van het wetsvoorstel
is de voorwaarden voor het melden van maatschappelijke
misstanden te verbeteren, door onderzoek naar misstanden
mogelijk te maken en melders van misstanden beter te
beschermen. Wie kan er nu tegen een goede bescherming
van klokkenluiders zijn? Maar is die bescherming dan nu
zo slecht geregeld dat er snel moet worden ingegrepen met
Artikel kopen € 79,00 excl. BTW
In plaats van abonneren kunt u dit artikel ook afzonderlijk kopen.
zware arbeidsrechtelijke middelen als opzegverboden? Van
een zorgvuldige analyse van de problemen die klokkenluiders
onder de huidige wetgeving ervaren, lijkt nauwelijks
sprake. Is het op dit moment echt zo slecht gesteld met de
arbeidsrechtelijke bescherming van klokkenluiders dat ingrijpen
nodig is en zo ja, wat zijn dan de belangrijkste knelpunten?
In de toelichting op het wetsvoorstel wordt verschillende
malen gewezen op de weinig benijdenswaardige positie
van drie bekende Nederlandse klokkenluiders, te weten
Bos, Schaap en Spijkers en van ‘andere bekende klokkenluiders’,
en wordt gewezen op onderzoeken waaruit blijkt dat
het ‘ontbreekt aan een cultuur waarin mensen zonder angst
maatschappelijke misstanden durven melden.’1 De drie met
name genoemde klokkenluiders kent inderdaad iedereen,
en ook hun positie. Maar of ze nu het voorbeeld van een arbeidsrechtelijke
tekort zijn dat noopt tot aanpassing van wetgeving,
waag ik te betwijfelen. Voor Spijkers geldt dat zijn
klokkenluiden buiten twijfel was en zijn daarop volgende
behandeling een schande. Ik teken daarbij wel aan dat de
zaak begin jaren tachtig speelde en in een sector waar in die
tijd de beslotenheid vanwege de koude oorlog op een hoogtepunt
was. Bij de positie van Bos en Schaap zijn meer arbeidsrechtelijke
kanttekeningen te plaatsen. Bos participeerde
in en profiteerde lange tijd van de bouwfraude waaraan
zijn werkgever zich schuldig maakte. De vraag is of zijn intenties
bij het bekendmaken van de bouwfraude primair waren
gericht op het behoeden van de samenleving voor de
misstand. Het lang onderhandelen over een tipgeld met de
overheid (hij wilde f 300.000 voor de informatie hebben alvorens
die beschikbaar te stellen) en de timing van het bekendmaken
van de schaduwboekhouding (rond zijn ontslag)
doen daaraan twijfelen. Het geeft reden de vraag, of Bos
zich zou kunnen beroepen op de bescherming die het wetsvoorstel
beoogt te bieden, niet zonder meer positief te beantwoorden.
Immers: om een beroep te kunnen doen op de
bescherming moet de klokkenluider ‘vanuit zuivere motieven’
handelen.2 Over de afwikkeling van de arbeidsovereenkomst
tussen Bos en Koop Tjuchem is mij onvoldoende
informatie bekend om bij voorbaat aan te nemen dat de
arbeidsrechtelijke bescherming onvoldoende is geweest.
Iets anders is dat het Openbaar Ministerie tot vervolging
van Bos is overgegaan. Dat heeft zijn financiële positie vast
geen goed gedaan. De vraag is of Bos zijn villa moest verkopen
en in een camper terechtkwam vanwege onvoldoende
arbeidsrechtelijke bescherming of vanwege de kosten die
de vervolging door het Openbaar Ministerie met zich bracht.
Over de arbeidsrechtelijke procedures die Schaap voerde is
meer bekend. Hij heeft na zijn schorsing in voorlopige voorziening
wedertewerkstelling gevorderd, welke vordering bij
vonnis van 28 februari 2002 is afgewezen3 en de arbeidsovereenkomst
is ontbonden bij beschikking van 1 juli 2002.4
U heeft op dit moment geen toegang tot de volledige inhoud van dit product. U kunt alleen de inleiding en hoofdstukindeling lezen.
Wanneer u volledige toegang wenst tot alle informatie kunt u zich abonneren of inloggen als abonnee.